Recent verscheen een column van journalist Robert Ellenkamp die de controverse tussen mijn onderzoek naar het stikstofmodel Aerius en de kritiek van het RIVM bespreekt. Het legt een spanningsveld bloot tussen modellen, wetenschappelijke bewijslast en de flexibiliteit (of het gebrek daaraan) van onze instituten.
In mijn rapport stelde ik onder meer dat natte stikstofdepositie mogelijk wordt overschat, de emissies vanuit de landbouw te hoog worden ingeschat, en dat er onvoldoende praktijkmetingen zijn om droge depositie goed te begrijpen. Het RIVM reageerde fel. Onderzoeker Roy Wichink Kruit noemde het rapport “niet wetenschappelijk” en verwees naar vermeende fouten en aannames. Hoogleraar Jan Willem Erisman kwam zelfs met 216 opmerkingen op het rapport, waarvan hij er enkele later moest intrekken omdat deze niet bleken te kloppen.
Ellenkamp stelt scherpe vragen over de consistentie in de wetenschappelijke aanpak van het RIVM. Zo blijken modelaanpassingen pas te worden doorgevoerd na robuust wetenschappelijk bewijs, wat begrijpelijk klinkt. Tegelijkertijd worden kritische depositiewaarden grotendeels gebaseerd op extrapolaties en inschattingen – een dubbelzinnigheid die volgens Ellenkamp vragen oproept over het “zorgvuldige proces” waar het RIVM naar verwijst.
Mijn aanpak blijft gericht op open discussie en voortdurende verbetering, iets wat ik zie als de kern van wetenschappelijke vooruitgang. Maar zoals Ellenkamp terecht opmerkt: is wetenschap altijd wetenschap? Of meten we soms met twee maten?
Lees de volledige column van Robert Ellenkamp hier.

Plaats een reactie