In een vlog van Geesje Rotgers uit 2019, onderzoeker bij Stichting Agrifacts, worden twee hardnekkige denkfouten besproken over stikstofdepositie in natuurgebieden. De vlog is een oproep tot meer wetenschappelijke precisie en eerlijkheid in het debat.
Rotgers begint met een observatie: stikstof is weer volop in het nieuws, vooral na de recente uitspraak van de Raad van State over de stikstofwetgeving. Maar hoe accuraat zijn de aannames in de publieke discussie?
Denkfout 1: Stikstof van boerderijen bereikt natuurgebieden in grote hoeveelheden
Veel reportages suggereren dat stikstof van boerderijen, bijvoorbeeld door bemesting of mestuitstoot, rechtstreeks natuurgebieden bereikt. Uit metingen blijkt echter een ander beeld. Een groot deel van de stikstof blijft dicht bij de bron en komt neer op landbouwgrond, waar boeren deze goed kunnen gebruiken. Het aandeel dat natuurgebieden bereikt, lijkt volgens deze gegevens veel kleiner dan vaak wordt aangenomen.
Denkfout 2: Metingen zijn harde cijfers
Rotgers benadrukt dat de stikstofdepositie op natuurgrond niet direct wordt gemeten. De metingen waar vaak naar wordt verwezen, zijn luchtmetingen—bijvoorbeeld met buisjes in bomen. Maar wat in de lucht zit, komt niet noodzakelijk op de grond terecht.
Volgens diverse wetenschappers wordt de werkelijke stikstofdepositie in natuurgebieden mogelijk overschat, met schattingen van 30% tot zelfs 60% minder dan berekend **. Zonder directe metingen blijft dit echter een speculatieve discussie.
Oproep tot meten
De conclusie van Rotgers is helder: het wordt tijd dat er directe metingen komen. Hoeveel stikstof bereikt natuurgebieden daadwerkelijk vanuit landbouwactiviteiten? Zonder deze data blijven beleidsmaatregelen gebaseerd op aannames, wat de geloofwaardigheid van de stikstofaanpak niet ten goede komt.
** inmiddels weten we dat dit sterk afhankelijk is van het landtype. En in sommige gevallen zelfs enkele factoren kan afwijken.

Plaats een reactie