Provincie Gelderland heeft aangekondigd zones in te stellen rondom stikstofgevoelige natuur. Dit lijkt op het eerste gezicht een logische stap binnen het huidige stikstofbeleid, maar roept ook vragen op: hoe goed onderbouwd zijn de kritische depositiewaarden (KDW’s) die hierbij als basis dienen?
KDW’s geven aan hoeveel stikstofdepositie een bepaald habitattype kan verdragen zonder dat er ecologische schade optreedt. Ze spelen een belangrijke rol in vergunningverlening en natuurbeleid, maar recente wetenschappelijke inzichten werpen twijfels op over de nauwkeurigheid van deze waarden. Onderzoek van Jaap Hanekamp en Matt Briggs wijst erop dat de berekening van KDW’s grotendeels op modellen berust, waarbij de input bestaat uit een beperkt aantal metingen die vervolgens worden geëxtrapoleerd naar grote gebieden. Dit brengt onzekerheden met zich mee, vooral omdat niet voor alle habitats metingen zijn uitgevoerd en soms wordt gewerkt met expert judgement in plaats van harde data.
Een concreet voorbeeld is de Veluwe, waar leefgebied 13 (Bos van arme zandgronden) een KDW van 1071 mol per hectare heeft gekregen. Dit leefgebied wordt als gevoelig voor stikstof beschouwd, onder andere vanwege de aanwezigheid van de zwarte specht, een vogelsoort die afhankelijk is van bosmieren en dood hout. Opvallend is echter dat andere vogelsoorten in hetzelfde gebied, zoals de nachtzwaluw en draaihals, de afgelopen decennia juist in aantal zijn toegenomen. Dit roept de vraag op: als de stikstofbelasting zo schadelijk zou zijn, waarom laten sommige soorten dan juist een positieve trend zien?
Daar komt bij dat sommige gegevens niet vrij beschikbaar zijn. Zo kon de zwarte specht-trend op de Veluwe niet uit openbare data worden gehaald, terwijl onafhankelijke onderzoekers die wel konden inzien, concluderen dat het leefgebied niet goed overeenkomt met de verspreiding van de soort. Dit roept de bredere vraag op of het aanwijzen van bepaalde gebieden als ‘stikstofgevoelig’ altijd op de juiste ecologische gronden gebeurt.
Voor een ingrijpende ruimtelijke maatregel zoals het instellen van zones rond natuurgebieden is een stevige juridische en wetenschappelijke onderbouwing nodig. Als de gebruikte KDW’s een te grove schatting zijn of niet goed aansluiten bij de werkelijkheid, kan dat leiden tot onterechte beleidskeuzes. Misschien is het daarom verstandig om eerst de ecologische data en trends zorgvuldig te analyseren voordat gebieden onomkeerbaar worden aangemerkt als stikstofgevoelig en er restrictieve maatregelen volgen.
De kernvraag blijft: hoe zeker weten we dat de KDW’s per habitat kloppen? En hoe zorgen we ervoor dat natuurbeleid op de best mogelijke wetenschappelijke basis wordt gebouwd?

Plaats een reactie