Achtergrond van het Ammoniak Reductie Plan (ARP)
In de jaren negentig werd in Nederland het Ammoniak Reductie Plan (ARP) geïntroduceerd als een beleidsinstrument om de uitstoot van ammoniak in de landbouwsector te verminderen. Dit gebeurde in het kader van de Interimwet ammoniak en veehouderij (1994), een reactie op de groeiende zorgen over de impact van ammoniak op natuurgebieden en de bredere milieuproblematiek rond stikstofdepositie.
Het ARP was destijds een vooruitstrevend beleidsmodel dat rekening hield met zowel de noodzaak van emissiereductie als de economische en ruimtelijke belangen van de landbouw. Het plan was specifiek gericht op het terugdringen van ammoniakuitstoot in kwetsbare gebieden, met name in regio’s als de Gelderse Vallei, waar de concentratie van veehouderijen hoog was en de impact op natuurgebieden groot.
De opzet en werking van het ARP
Het ARP hanteerde een gebiedsgerichte benadering, waarin veehouders binnen vastgestelde zones verplicht waren emissiereducerende maatregelen te nemen. De kern van het beleid bestond uit:
- Zonering van natuurgebieden: De gebieden werden ingedeeld in drie categorieën:
- A-elementen: Zeer kwetsbare natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) waar een strenge beperking op ammoniakuitstoot gold.
- B-elementen: Kwetsbare gebieden buiten de EHS met een zekere mate van bescherming, maar met iets meer ruimte voor aanpassingen.
- C-elementen: Minder kwetsbare gebieden waar agrarische activiteiten met minder restricties konden plaatsvinden.
- Saldo-methodiek: Binnen bepaalde zones mocht ammoniakdepositie lokaal toenemen, mits dit elders binnen het gebied werd gecompenseerd door emissieverlaging. Dit bood veehouders enige flexibiliteit en maakte economische ontwikkeling mogelijk zonder het totaal aan stikstofdepositie te laten stijgen.
- Stimulering van emissiearme technieken: Het ARP bevorderde het gebruik van emissiereducerende technieken zoals aangepaste stalvloeren, luchtwassers en verbeterde bemestingsmethoden.
- Vakmanschap en management: Het ARP erkende dat ammoniakuitstoot niet alleen afhankelijk was van technologie, maar ook van goed management. Onderzoek in de Gelderse Vallei toonde aan dat bedrijven met dezelfde technische voorzieningen nog steeds grote verschillen in emissie hadden, afhankelijk van de bedrijfsvoering.
De afschaffing van het ARP en de invoering van de PAS
Ondanks de doeltreffendheid van het ARP werd het beleidsinstrument in de jaren 2000 grotendeels losgelaten. Dit kwam mede door de verschuiving naar nationaal gestandaardiseerde stikstofbeleid, culminerend in de introductie van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in 2015.
De PAS introduceerde een rekenmodel-gebaseerde benadering, waarin veehouders en andere bedrijven toestemming kregen om uit te breiden op basis van een verwachte toekomstige stikstofreductie. Deze systematiek werd in 2019 echter door de Raad van State ongeldig verklaard, omdat de reducties niet vooraf gegarandeerd waren. Het gevolg was een juridische impasse, waarin duizenden agrarische bedrijven plotseling zonder geldige vergunning opereerden en economische ontwikkeling stil kwam te liggen.
Waarom het ARP opnieuw moet worden ingevoerd
De afschaffing van het ARP en de invoering van het PAS hebben geleid tot een crisis in het stikstofbeleid. In plaats van een gebalanceerde, gebiedsgerichte aanpak gebaseerd op daadwerkelijke reductie en vakmanschap, is het beleid vastgelopen in juridisch en modelmatig gestuurde besluitvorming.
Daarom is het tijd om terug te grijpen naar het ARP en dit beleidsinstrument opnieuw in te voeren in een moderne vorm. Dit kan door:
- Herinvoering van zonering rond Natura 2000-gebieden – Met een gelaagd systeem van beschermingszones kan vergunningverlening weer op gang komen, terwijl kwetsbare natuur effectief beschermd wordt.
- Balans tussen economische ontwikkeling en milieubescherming – In plaats van generieke reductiedoelstellingen moeten gebieden specifiek aangepaste reductieplannen krijgen, afhankelijk van de lokale situatie.
- Focus op vakmanschap en emissiebeheer in plaats van louter technische maatregelen – Bedrijfsvoering en goede landbouwpraktijken hebben een grotere impact op emissiereductie dan generieke normen.
- Dynamische en flexibele saldomethodiek – Door de herintroductie van een gebiedsgebonden saldomethode kan stikstofruimte gecreëerd worden zonder dat dit de totale depositie verhoogt.
Door het ARP opnieuw te implementeren, kunnen we de huidige stikstofcrisis op een pragmatische manier aanpakken en zorgen voor een beleid dat zowel juridisch houdbaar als praktisch uitvoerbaar is.

Plaats een reactie