ir. Wouter de Heij. Gepubliceerd op stikstofinfo.net – april 2025 in reactie op plan Erisman & Brouwer 2025: Hier de samenvatting op Stikstofinfo.net
Het recente rapport van Jan Willem Erisman en Ton Brouwer over het halen van de stikstofdoelen voor 2030 verdient waardering. In het bijzonder spreekt de door Brouwer ontwikkelde depositiepotentie-methode tot de verbeelding. Deze methode brengt op transparante wijze in beeld waar stikstofemissies daadwerkelijk neerslaan en dus waar reductie het meeste effect heeft. Dat is een cruciale verbetering ten opzichte van het generieke beleid dat we de afgelopen jaren hebben gezien.
Kanttekeningen bij de methode
Toch moet ik een aantal kritische kanttekeningen plaatsen. Mijn grootste zorg betreft de technische basis waarop de depositiepotentie-methode leunt: het Aerius-systeem. We weten inmiddels dat Aerius — en het onderliggende OPS-model — belangrijke tekortkomingen kent.
- Zo onderschat Aerius de droge depositie boven grasland, wat de nauwkeurigheid van het model direct aantast.
- Verder zijn er grote bezwaren tegen de correctiefactoren van het RIVM, met name de veronderstelde ammoniak uit zee. Dit leidt tot kunstmatig hoge deposities langs de kust, waar dit niet overeenkomt met de realiteit.
- De verschillen tussen Aerius-concentratiekaarten en satellietmetingen zijn simpelweg te groot om nog van een betrouwbaar model te kunnen spreken.
- Bovendien heb ik in Deel 1 van mijn technische rapport al meerdere fundamentele opmerkingen gemaakt over de werking van DEPAC, het model voor droge depositie in Aerius.
Kortom: zolang het fundament (Aerius en OPS) wiebelt, moeten we voorzichtig zijn met beleidsconclusies die gebaseerd zijn op depositiepotenties. De methode is op zichzelf interessant en bruikbaar, maar moet niet losgezongen worden van de realiteit van modelonzekerheid.
Tegen generiek beleid, vóór maatwerk
Een kracht van het rapport ligt in de duidelijke afwijzing van generiek landelijk stikstofbeleid. Brouwer en Erisman geven daarmee impliciet kritiek op de absurde kosten en het marginale effect van eerdere regelingen zoals de Lbv. Ook zij zijn — terecht — tegen de beruchte kaasschaafaanpak.
De depositiepotentie toont bovendien overtuigend aan dat gebiedsgericht beleid veel effectiever en rechtvaardiger is. Niet iedere boer draagt immers evenveel bij aan overschrijding van kritische waarden in natuurgebieden.
Ontkoppeling NOx en NH₃
Een ander sterk punt is het pleidooi voor het ontkoppelen van NOx (verkeer en industrie) en ammoniak (landbouw) in het beleid. Zelf pleit ik hier al jaren voor. De bronnen, verspreiding en impact verschillen sterk. Alleen door ze afzonderlijk te analyseren en te sturen kunnen we rationeel beleid voeren — én voorkomen dat we de ene vervuiler laten profiteren van reductie-inspanningen van een ander (pollution switching).
Emissiegericht in plaats van depositiegericht
Waar ik stevig van mening verschil met Erisman en Brouwer, is hun blijvende vasthouden aan KDW-doelen (kritische depositiewaarden). In mijn optiek zijn deze doelen niet houdbaar als beleidsanker, zeker niet zolang ze worden berekend op basis van een model met de genoemde tekortkomingen.
Beleid moet niet gebaseerd zijn op onbetrouwbare depositieberekeningen, maar op emissiereducties aan de bron. Emissie is concreet, meetbaar, verifieerbaar — en juridisch beter verdedigbaar. Depositie kan hoogstens een indicatieve monitoringtool zijn, geen toetsingsinstrument.
Technocratie versus vertrouwen
Tot slot: de benadering van Erisman en Brouwer blijft grotendeels technocratisch. Ze rekenen, modelleren en presenteren nieuwe kaarten. Maar beleid slaagt of faalt in de praktijk, en die praktijk bestaat uit mensen. Boeren, burgers, bestuurders. Wat ontbreekt in het rapport is oog voor het gebiedsproces: het belang van vertrouwen, samenwerking en praktische afspraken.
Een alternatieve route is het werken met gebiedsconvenanten, waarin boeren en natuurorganisaties zelf afspraken maken over emissiereductie, biodiversiteit en bodemkwaliteit. Niet top-down, maar in co-creatie. Alleen zo ontstaat duurzaam draagvlak.
Conclusie
Het rapport van Erisman en Brouwer bevat waardevolle elementen — vooral de depositiepotentie-aanpak en de pleidooien voor sectorspecifiek beleid en NOx/NH₃-ontkoppeling. Maar zonder fundamentele herziening van het modelmatige fundament, en zonder een mensgerichte aanpak in de regio, blijft het risico bestaan dat we wederom inzetten op beleid dat in theorie mooi klinkt, maar in de praktijk faalt.

Plaats een reactie