Inleiding
In het stikstofbeleid draait veel om modellen, emissies, vergunningen en normen. Maar wat is eigenlijk het uiteindelijke doel van al die regels? Waarom maken we ons druk om stikstofdepositie, en wanneer is de natuur er eigenlijk “genoeg” op vooruit gegaan? Het antwoord op die vragen ligt besloten in twee begrippen die een centrale rol spelen in zowel het juridische als ecologische fundament van het Nederlandse natuurbeleid: de Staat van Instandhouding (SvI) en de Natuurdoelanalyse (NDA).
Deze begrippen zijn vaak onzichtbaar in het publieke debat, maar ze bepalen in feite de lat waarlangs overheden, natuurbeschermingsorganisaties en boeren worden beoordeeld. In dit artikel leggen we uit wat SvI en NDA precies zijn, hoe ze tot stand komen, en waarom ze bepalend zijn in het Nederlandse stikstofbeleid.
Wat is de Staat van Instandhouding (SvI)?
De juridische basis
De term “Staat van Instandhouding” komt rechtstreeks uit de Europese Habitatrichtlijn (1992). In artikel 1 van die richtlijn wordt de SvI gedefinieerd als de mate waarin een natuurtype of soort zijn volledige natuurlijke verspreidingsgebied behoudt, in staat is zich daarin duurzaam te handhaven, en een voldoende grote populatie of oppervlakte heeft om dat op lange termijn te blijven doen.
De SvI kent drie mogelijke statussen:
- Gunstig: het natuurtype of de soort functioneert ecologisch goed en is toekomstbestendig.
- Ongunstig – onvoldoende: er is enige achteruitgang of onzekerheid, herstel is nodig.
- Ongunstig – slecht: het natuurtype of de soort is in serieuze problemen en zonder ingrijpen dreigt verlies.
De beoordeling van de SvI gebeurt in vierjaarlijkse rapportages aan de Europese Commissie. In Nederland voert het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) deze rapportage uit, op basis van analyses van onder meer het Wageningen Environmental Research (WENR) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
De ecologische dimensie
Ecologisch gezien gaat de SvI over drie samenhangende aspecten:
- Verspreidingsgebied: wordt het natuurtype of de soort voldoende breed verspreid aangetroffen?
- Populatiegrootte of oppervlakte: is het aantal individuen (bij soorten) of de oppervlakte (bij habitats) voldoende groot?
- Leefgebiedkwaliteit: is de kwaliteit van de omgeving goed genoeg voor duurzame instandhouding?
Een slechte SvI is dus niet per se het gevolg van alleen stikstofdepositie. Ook hydrologie, bodemkwaliteit, versnippering, recreatiedruk of beheer kunnen van invloed zijn.
Wat is een Natuurdoelanalyse (NDA)?
Provinciale verantwoordelijkheid
Waar de SvI een nationale en Europese rapportage is, zijn de Natuurdoelanalyses (NDA’s) documenten op provinciaal niveau. Elke provincie is sinds 2021 verplicht om een NDA op te stellen voor elk Natura 2000-gebied binnen haar grenzen. De NDA is in feite een beleidsinstrument dat de staat van een gebied beschrijft én een route uitstippelt richting verbetering.
De NDA vormt de basis voor:
- Gebiedsgerichte maatregelen voor natuurherstel.
- Beoordeling van vergunningaanvragen onder de Wet natuurbescherming.
- Gebiedsprogramma’s stikstofreductie en natuurherstel (GPN).
De inhoud van een NDA
Een NDA bestaat grofweg uit de volgende onderdelen:
- Analyse van de huidige staat van instandhouding per habitat en soort: op basis van vegetatiekarteringen, meetgegevens, modelresultaten (zoals uit Aerius), en lokale kennis.
- Oorzakenanalyse: waarom is de SvI ongunstig? Denk aan stikstofdepositie, verdroging, slechte waterkwaliteit, beheerproblemen, etc.
- Prognose bij ongewijzigd beleid: wat gebeurt er als we niets doen?
- Benodigde herstelmaatregelen en ecologische randvoorwaarden: wat moet er gebeuren om SvI op termijn gunstig te maken?
- Haalbaarheid en fasering: wat kan op korte termijn, wat pas later?
De NDA is dus meer dan een rapport. Het is de wetenschappelijke én beleidsmatige onderbouwing voor natuurherstel én voor vergunningverlening.
Hoe wordt de SvI bepaald in de praktijk?
Bronnen en modellen
De bepaling van de SvI en de invulling van de NDA’s zijn afhankelijk van:
- Veldmetingen: vegetatiekartering, telgegevens van vogels of insecten, bodemmetingen, waterstanden.
- Modellen: stikstofdepositiemodellen (zoals Aerius/OPS), hydrologische modellen, habitatkwaliteitmodellen.
- Expert judgement: vaak zijn er onzekerheden in de data. Dan geven ecologen van bijvoorbeeld de provincie, terreinbeherende organisaties of het RIVM een professionele inschatting.
De praktijk is dat veel data al verouderd of onvolledig is. Niet elk gebied wordt jaarlijks gemonitord. De NDA’s bouwen daarom vaak op aannames en extrapolaties. Dit maakt ze gevoelig voor discussie, zeker wanneer ze worden gebruikt in juridische procedures.
Voorbeeld: heischraal grasland
Neem als voorbeeld habitat H6230 (heischraal grasland). Stel dat dit type in een bepaald Natura 2000-gebied slechts in fragmenten voorkomt, en de dominante soorten verdwijnen. De NDA zal aangeven dat:
- de kwaliteit laag is (door stikstof, beheer of verdroging),
- de oppervlakte klein is,
- en het toekomstperspectief zonder ingrijpen slecht is.
De conclusie: de SvI is “ongunstig – slecht”. Dit leidt vervolgens tot aanbevelingen in de NDA, bijvoorbeeld: afplaggen, vernatting, of forse stikstofreductie in de omgeving.
Waarom zijn SvI en NDA’s zo belangrijk?
Juridisch ankerpunt
De SvI en NDA’s vormen het fundament onder stikstofregels. De Raad van State heeft in meerdere uitspraken benadrukt dat vergunningverlening niet mag leiden tot verdere verslechtering van de SvI van habitattypen of soorten. Ook herstelmaatregelen moeten aantoonbaar bijdragen aan een verbetering van de SvI.
Beleidsinstrument
De NDA’s geven richting aan het natuurbeleid. Ze bepalen waar natuurherstel het meest urgent is en welke maatregelen kansrijk zijn. Denk aan:
- beheerintensivering (meer begrazing of maaien),
- maatregelen in de omgeving (zoals vernatting of agrarische uitkoop),
- systeemmaatregelen (zoals regionaal waterpeilbeheer of bufferzones).
De NDA’s geven ook inzicht in de tijd die nodig is om doelen te halen. Veel hersteldoelen zijn realistisch gezien pas over 10–20 jaar te bereiken.
Kritiek en discussie
Gebrek aan actualiteit en meetdata
Een veelgehoorde kritiek op NDA’s is dat ze gebaseerd zijn op modelresultaten met veel onzekerheid, en op verouderde vegetatiekarteringen. Sommige kaarten zijn meer dan vijf jaar oud. Hierdoor is er discussie over de betrouwbaarheid van de SvI-beoordeling.
Gevoelig voor politieke inkleuring
Omdat NDA’s zowel ecologisch als beleidsmatig zijn, is er ruimte voor subjectieve keuzes. Provincies kunnen ervoor kiezen om doelen als ‘haalbaar’ of ‘onhaalbaar’ te typeren, afhankelijk van hun politieke kleur of beleidsruimte. Dit maakt de NDA’s kwetsbaar in juridische procedures, maar ook in het maatschappelijke debat.
Verwarring bij belanghebbenden
Boeren, projectontwikkelaars en zelfs natuurbeheerders ervaren de NDA’s vaak als ondoorzichtig en complex. Ze begrijpen niet altijd waarom een gebied als ‘slecht’ wordt beoordeeld, terwijl het er in het veld redelijk uitziet. Of waarom herstelmaatregelen worden opgelegd zonder direct verband met stikstofreductie.
Conclusie: een onmisbare maar imperfecte basis
De Staat van Instandhouding en de Natuurdoelanalyses vormen samen de meetlat voor het Nederlandse natuurbeleid. Ze bepalen hoe we Natura 2000-gebieden beoordelen, welke maatregelen nodig zijn, en of vergunningverlening juridisch houdbaar is. Toch zijn beide begrippen ook omgeven door onzekerheid, interpretatie en politiek-bestuurlijke keuzes.
Voor een toekomstbestendig natuurbeleid is het cruciaal dat:
- de meetdata wordt geactualiseerd en uitgebreid,
- de NDA’s transparant en begrijpelijk zijn voor burgers en belanghebbenden,
- én dat we eerlijk blijven over wat wel en niet haalbaar is.
Want natuurherstel vraagt om inspanning, maar ook om realisme – en vooral om vertrouwen dat goede ecologie en goed bestuur samen kunnen gaan.
Dit artikel is geschreven door Wouter de Heij voor http://www.stikstofinfo.net. Heb je aanvullingen, praktijkervaringen of kritiek? Deel ze via het contactformulier of laat een reactie achter onder het artikel.

Plaats een reactie