Op 26 mei 2025 bracht de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS) een advies uit over het voorstel van de minister voor Natuur en Stikstof om een drempelwaarde in te voeren in het stikstofbeleid. Volgens de minister zou het wetenschappelijk en juridisch verdedigbaar zijn om een ondergrens in te stellen, bijvoorbeeld 1 mol/ha/jaar, waaronder stikstofemissie of -depositie niet meer hoeft te worden doorgerekend of beoordeeld. De Raad van State raadt dat af.
Wouter de Heij heeft het advies grondig bestudeerd. Zijn conclusie is ronduit kritisch: het advies van de Raad is verwarrend, inhoudelijk inconsistent en getuigt van een gebrekkig begrip van hoe stikstofmodellen zoals AERIUS en OPS functioneren. In het bijzonder mist het advies fundamenteel inzicht in rekenkundige nauwkeurigheid, statistische significantie en het verschil tussen modeloutput en ecologische werkelijkheid.

Wetenschappelijke nauwkeurigheid genegeerd
In de modellen AERIUS/OPS wordt een bron-emissie omgerekend naar een geschatte depositiewaarde, doorgaans in mol/ha/jaar. Maar elk model heeft zijn grens. Kleine emissies leiden op afstand tot depositiewaarden die lager zijn dan 0,05 mol/ha/jaar. En zoals De Heij herhaaldelijk op stikstofinfo.net uitlegt: onder deze grens verliest het model zijn betekenis. De onnauwkeurigheid van het model is immers groter dan de uitkomst zelf. Het signaal verdwijnt in de ruis.
Dat betekent: als het model 0,01 mol/ha/jaar berekent, en de foutmarge minstens 0,05 mol bedraagt, dan is die uitkomst niet significant. Met andere woorden: die 0,01 is gelijk aan nul. Een goed modelleur zou die waarde dan ook als zodanig beschouwen. En zelfs twintig keer nul blijft nul.
De Raad van State lijkt dat niet te begrijpen. In haar advies wordt nergens gerefereerd aan modelonzekerheden of foutmarges. In plaats daarvan wordt modeluitvoer als absolute waarheid beschouwd. Dat is zorgwekkend. Het is alsof men met een meetlint millimeters probeert te onderscheiden terwijl de schaalverdeling pas bij centimeters begint.
Juridische aarzeling in plaats van wetenschappelijke helderheid
De kern van het RvS-advies is dat het op voorhand uitsluiten van “significante gevolgen” op basis van een drempel niet is toegestaan, tenzij project-specifiek en gebiedsspecifiek is aangetoond dat die gevolgen er niet zijn. Het gevolg: alle projecten moeten apart worden doorgerekend, ongeacht hoe laag de emissie is.
De Raad lijkt daarbij geen onderscheid te maken tussen:
- een juridische drempelwaarde (beleidsmatig: een grens waaronder effecten verwaarloosbaar worden geacht),
- en een modeltechnische detectiegrens (wetenschappelijk: de limiet waaronder een model niet betrouwbaar meer is).
Juist het laatste is cruciaal. Wouter de Heij bepleit al jaren dat de overheid en de rechterlijke macht zich rekenschap moeten geven van modelgrenzen. Wetenschap en beleid worden vermengd, maar niet in de juiste volgorde: er wordt recht gesproken op basis van rekenresultaten die onder de betrouwbaarheidsgrens liggen. Dat leidt tot willekeur en juridische onzekerheid voor boeren, bouwers en burgers.
Het negeren van het verschil tussen modeluitkomst en ecologische schade
Een ander probleem dat Wouter de Heij signaleert, is dat de Raad van State in haar advies het verschil tussen modeluitkomst en ecologische impact volledig negeert. Het feit dat een model 0,02 mol/ha/jaar voorspelt betekent geenszins dat er ook schade aan Natura 2000-gebieden ontstaat. Die conclusie vereist ecologische onderbouwing — met veldmetingen, vegetatietrends en kennis van herstelbaarheid. Niet enkel een getal op een beeldscherm.
Toch blijft de Raad hameren op het “voorzorgsbeginsel” en “individuele beoordeling”, alsof elk project een potentiële bom onder de natuur is. Dat is een karikatuur van de werkelijkheid en miskent de rol die metingen en monitoring zouden moeten spelen.
Cumulatie van betekenisloze getallen
De Heij wijst er verder op dat de Raad een klassieke denkfout maakt: het optellen van modeluitkomsten onder de drempel om alsnog tot een “significant totaal” te komen. In de rekenwereld is dat een drogreden. Als een model onder een zekere drempel niet betrouwbaar is, dan is geen enkele optelling van zulke onbetrouwbare uitkomsten wél betrouwbaar. Twintig keer een onbekende ruiswaarde levert nog steeds een onbekend en dus betekenisloos getal op.
Dit punt is essentieel. Het stikstofbeleid is inmiddels verworden tot een boekhoudsysteem van niet-meetbare, niet-betekenisvolle getallen. Dat leidt tot een beleidspraktijk waarin vergunningen geweigerd worden op basis van wat feitelijk nul-depositie is, maar juridisch wordt behandeld alsof er significante schade dreigt.
Conclusie: een gemiste kans voor redelijkheid
Het advies van de Raad van State bevestigt wat Wouter de Heij al langer vreest: de rechterlijke macht is niet voldoende toegerust om modeluitvoer te interpreteren in de context van wetenschappelijke onzekerheid. In plaats van richting te geven aan een werkbaar stikstofbeleid — dat juridische zekerheid biedt en wetenschappelijke integriteit respecteert — draagt dit advies bij aan verlamming.
Wat nodig is, is helderheid: een expliciete ondergrens waaronder modeluitkomsten niet langer als juridisch relevant worden beschouwd. Dat is geen politiek compromis, maar een wetenschappelijke noodzaak. En zolang de Raad van State dat niet erkent, zal het stikstofbeleid blijven steken in technocratische zelfbevlekking, waarbij schijnprecisie de plaats inneemt van gezond verstand.

Plaats een reactie