Waarom mogen sommige boeren niet uitbreiden? Waarom ligt de bouw van een weg of woonwijk soms stil? En waarom speelt het woord ‘stikstof’ zo’n grote rol?
Een belangrijk, maar vaak onbekend juridisch begrip in dit stikstofdossier is de passende beoordeling. Het klinkt bureaucratisch, maar het bepaalt letterlijk of een vergunning wél of níet wordt afgegeven. In dit artikel leggen we stap voor stap uit wat een passende beoordeling is, waarom die bestaat, en wat dat betekent voor jouw bedrijf, project of leefomgeving.
De oorsprong: Europese natuurbescherming
De passende beoordeling komt voort uit Europese wetgeving: de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze regels moeten ervoor zorgen dat lidstaten zorgvuldig omgaan met kwetsbare natuur. In Nederland zijn op basis van die richtlijnen meer dan 160 gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. In die gebieden moet de natuur “in goede staat van instandhouding” blijven.
Dat klinkt abstract, maar in de praktijk betekent het: als je iets wilt doen wat mogelijk negatieve invloed heeft op zo’n natuurgebied (bijvoorbeeld door stikstofuitstoot), dan moet je van tevoren aantonen dat de schade beperkt blijft. En dat doe je dus via een passende beoordeling.
Wanneer is zo’n passende beoordeling nodig?
Je hebt een passende beoordeling nodig als:
- je een project of activiteit uitvoert dat stikstof (NH₃ of NOₓ) uitstoot;
- en die stikstof terechtkomt op een Natura 2000-gebied (de zogeheten depositie);
- en het gaat om een stikstofgevoelig habitat of soort die daar beschermd wordt.
Voorbeelden:
- een boer die wil uitbreiden met meer dieren;
- een wegbeheerder die een nieuwe snelweg aanlegt;
- een bouwer die een woonwijk bouwt vlakbij de Veluwe of een ander beschermd gebied.
Of het nu gaat om een boer of bouwer: als er stikstof neerslaat op kwetsbare natuur, is een passende beoordeling bijna altijd verplicht.
Wat staat er in een passende beoordeling?
Een passende beoordeling is een wetenschappelijk onderbouwd rapport dat inzicht geeft in:
- De huidige staat van het Natura 2000-gebied;
- De stikstofdepositie van het project (uitgedrukt in mol/ha/jaar);
- De verwachte effecten op planten, dieren en leefgebieden;
- Welke maatregelen je neemt om schade te voorkomen of beperken (bijvoorbeeld emissiearme technieken of intern salderen);
- Een eindoordeel: wel of geen significant negatief effect op de natuur?
Let op: je moet de negatieve effecten uitsluiten, en dat moet juridisch en ecologisch ‘waterdicht’ zijn. Twijfel of onzekerheid leidt al snel tot afwijzing van de vergunning.
Wat heeft stikstof ermee te maken?
Stikstof is op zichzelf niet giftig, maar kan wél leiden tot verzuring van de bodem en vermesting. Daardoor verdwijnen kwetsbare plantensoorten (zoals heide of klokjesgentiaan) en verliezen gebieden hun biodiversiteit.
Stallen, verkeer, industrie en zelfs de scheepvaart stoten stikstofverbindingen uit. Als die neerslaan in een Natura 2000-gebied, kan dat negatieve gevolgen hebben. Daarom is het effect van depositie (neerslag) het centrale punt van de passende beoordeling.
Hoe meet je stikstofdepositie?
Nederland gebruikt hiervoor het rekeninstrument AERIUS, dat werkt op basis van het OPS-model van het RIVM. Je voert daarin in hoeveel stikstof jouw project uitstoot, op welke plek, en hoe hoog of laag het wordt uitgestoten. Het model rekent vervolgens uit op hoeveel mol per hectare per jaar die uitstoot neerslaat op elk Natura 2000-gebied binnen 25 km.
Kom je uit op een depositie van meer dan 0,00 mol/ha/j, dan moet je (in vrijwel alle gevallen) een passende beoordeling maken. Ja, zelfs bij 0,01 mol kan een vergunning al worden geweigerd.
Waarom is dit zo’n heet hangijzer?
Sinds de uitspraak van de Raad van State in mei 2019, waarbij het Programma Aanpak Stikstof (PAS) ongeldig werd verklaard, mogen overheden niet meer ‘vooruitlopen’ op toekomstige natuurherstelmaatregelen. Dat betekent dat iedere activiteit apart moet aantonen dat het de natuur niet schaadt.
Gevolg:
- duizenden boerenbedrijven die niet mogen uitbreiden;
- bouwprojecten die stilliggen;
- extra druk op het vergunningenloket van provincies en Rijkswaterstaat;
- rechtszaken, onzekerheid en frustratie bij ondernemers en burgers.
Zijn er oplossingen?
Er zijn wel manieren om aan de eisen te voldoen:
- intern salderen: je stoot ergens minder uit dan je elders erbij krijgt;
- emissiebeperkende technieken zoals luchtwassers of emissiearme stallen;
- verplaatsing of afstoting van rechten;
- natuurherstelmaatregelen, maar die mogen pas meetellen als ze zijn uitgevoerd én bewezen effectief zijn.
Sommige partijen pleiten ook voor het invoeren van een drempelwaarde (zoals in Duitsland: onder 1 mol hoeft geen passende beoordeling), maar daar is in Nederland nog veel discussie over.
Tot slot: hoe realistisch is het systeem nog?
Veel boeren en burgers ervaren het huidige systeem als onwerkbaar. De eisen zijn streng, het model is gevoelig voor onzekerheden, en de ecologische kennis schiet soms tekort. Zelfs experts verschillen van mening over wat ‘significant’ of ‘wetenschappelijk onderbouwd’ precies betekent.
Tegelijkertijd zijn natuurherstel en biodiversiteit belangrijke doelen. De uitdaging is dus: een beter werkend systeem vinden dat natuur beschermt, zonder alles op slot te zetten.
Conclusie
Een passende beoordeling is géén formaliteit. Het is een cruciale drempel in het vergunningentraject van duizenden projecten in Nederland. Het doel ervan – bescherming van kwetsbare natuur – is begrijpelijk en legitiem. Maar de uitvoering en juridische strengheid maken het voor veel boeren, bouwers en burgers bijna onmogelijk om nog iets te ondernemen.
Daarom is het belangrijk dat dit systeem wordt herzien, met:
- meer realisme,
- betere modellen en metingen,
- en een aanpak die zowel natuur als economie recht doet.


Plaats een reactie