De recente reactie van Cats en Beunen in Tijdschrift Lucht (juni 2025) illustreert de diepgewortelde spraakverwarring in de stikstofdiscussie: wat betekent ‘significant’, hoe betrouwbaar is een model en hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van een model in beleidskeuzes? Hun conclusie is dat elke poging om een rekenkundige ondergrens (zoals 1 mol/ha/jaar) te hanteren, natuurwetenschappelijk onhoudbaar is. Maar deze conclusie, hoe technisch correct ook, zegt nog niets over de vraag of ons vergunningenbeleid hierdoor wel of niet effectief, proportioneel en maatschappelijk houdbaar is.
De kern: een model is geen natuur
In al mijn artikelen op stikstofinfo.net komt dezelfde rode draad terug: AERIUS is een instrument, geen natuurkundige waarheid. Het is een vereenvoudigd rekenmodel, bedoeld om met beperkte meetdata en een veelheid aan aannames een ruwe schatting te maken van stikstofstromen. Niemand twijfelt eraan dat elke emissie, hoe klein ook, zich ergens als depositie zal manifesteren — dat is basale fysica. Maar de vraag is niet óf die toename er is, maar of we ze op schaal van de Nederlandse natuur kunnen meten, monitoren en ecologisch duiden. Hier schuurt de juridische praktijk met de realiteit.
Cats en Beunen stellen terecht dat de habitatrichtlijn cumulatie voorschrijft: “alle kleine beetjes tellen mee.” Maar ze gaan voorbij aan de feitelijke meetonnauwkeurigheid en de orde van grootte waarin de fout zich beweegt ten opzichte van de ecologische dynamiek in een gebied. Zelfs als AERIUS de ‘theoretische’ depositie tot zes cijfers achter de komma kan uitrekenen, betekent dat niet dat die fracties ecologisch relevant of toetsbaar zijn — laat staan handhaafbaar bij de rechter.
Een model met marges
Uit ons eigen rekenwerk en analyses blijkt keer op keer dat de onzekerheidsmarge van AERIUS substantieel is, vooral bij lage emissies en op grotere afstand van de bron. De relatieve fout neemt exponentieel toe bij lagere bronsterkte — dit is geen ontkenning van het causaal verband, maar een erkenning van praktische begrenzingen in modelresolutie, meteorologische variabiliteit en bodemheterogeniteit. Dit was precies wat TNO, UvA en anderen ook vaststelden: voor een deugdelijke vergunningverlening zou je de wetenschappelijke onzekerheid óf moeten accepteren, óf moeten compenseren met ruime bronmaatregelen — en niet juridisch verabsoluteren.

Significant: juridisch versus statistisch
Cats en Beunen proberen de verwarring te ontzenuwen door ‘significant’ strikt juridisch te duiden als ‘belangrijk genoeg’. Maar in de dagelijkse praktijk van vergunningverlening wordt ‘significant’ tóch vaak vertaald naar ‘statistisch aantoonbaar boven ruisniveau’. De bestuursrechter toetst immers op de vraag: is redelijkerwijs uit te sluiten dat een project bijdraagt aan verdere verslechtering? Als de fout groter is dan het effect, ontstaat een grijs gebied waar zowel natuurorganisaties als bedrijven procederen tot de hoogste rechter.
De ironie is dat dit beleid, met zijn rigide vasthouden aan micro-effecten, vaak averechts werkt: boeren worden ontmoedigd innoveren, vergunningen worden vertraagd of geblokkeerd op triviale emissies, en tegelijkertijd blijven grotere bronnen (wegverkeer, industrie, scheepvaart) relatief buiten schot.
Van juridisch absolutisme naar ecologisch pragmatisme
Wat moet er dan wél gebeuren? De route ligt in wat ik op stikstofinfo.net keer op keer bepleit:
- Maak onderscheid tussen NOₓ (industrie, verkeer) en NH₃ (landbouw).
- Stel een realistische drempelwaarde in lijn met de detectielimiet van meetnetten en de meetnauwkeurigheid van de gebruikte modellen.
- Combineer dit met robuuste bronmaatregelen, zodat de kleine plusjes in emissie ruimschoots worden gecompenseerd door bewezen reducties elders.
- Leg de nadruk op een regionaal werkend meetnet — niet uitsluitend op berekende schattingen.
Conclusie
Het debat over een rekenkundige ondergrens is in wezen een symptoom van een dieper probleem: beleid is verworden tot een strijd om decimalen in spreadsheets, in plaats van een instrument om de natuur daadwerkelijk te herstellen. Zolang we vasthouden aan een juridische logica die de natuur geen millimol gunt, maar wel megatonnen onzekerheid in stand houdt, blijven we modderen.
Het is tijd om AERIUS te zien voor wat het is: een hulpmiddel, niet de scheidsrechter. Het echte werk moet gebeuren in het veld: emissies verlagen, natuur robuust beheren en beleid baseren op meetbare, waarneembare trends — niet op een model dat zijn eigen marges overstijgt.
Plaats een reactie