Zie ook TAN, temperatuur en pH: “de vergeten factoren achter ammoniakuitstoot uit mest. Met dank aan Peter VanHoof!“ of lees het volledige Rapport over aanzuren op ResearchGate en Addendum. In dit artikel ook een kleine preview van een ammoniak-app waarmee je kan voorspellen hoeveel ammoniak uit mest vrijkomt.
Binnen het Nederlandse stikstofbeleid draait veel om het terugdringen van de uitstoot van ammoniak (NH₃). Deze uitstoot is grotendeels afkomstig uit de landbouw, en in het bijzonder uit de manier waarop dierlijke mest wordt opgeslagen en uitgereden. Een vaak genoemde, maar weinig begrepen term in dit verband is TAN – een afkorting van Total Ammoniacal Nitrogen, oftewel de totale hoeveelheid ammoniumstikstof in de mest. Maar wat is TAN precies? En waarom is het zo belangrijk?

Wat is TAN?
TAN staat voor Total Ammoniacal Nitrogen, en is de som van twee stikstofvormen in mest: ammonium (NH₄⁺) en ammoniak (NH₃). In waterige oplossing – zoals mest – bevinden deze twee vormen zich in evenwicht met elkaar. Dit evenwicht is pH- en temperatuurafhankelijk. Bij een lage pH is vrijwel alle TAN aanwezig als het relatief onschuldige ammoniumion, dat niet vluchtig is. Maar bij hogere pH-waarden verschuift het evenwicht naar ammoniakgas – en dát is de vorm die gemakkelijk ontsnapt naar de lucht.
TAN wordt uitgedrukt in milligram per liter (mg/L) of gram per kilogram mest, en vertegenwoordigt het deel van de totale stikstof in mest dat direct beschikbaar is voor ammoniakemissie. Het is dus de reactieve fractie van stikstof, en dat maakt TAN cruciaal in emissieberekeningen.
Hoe ontstaat TAN in mest?
De stikstof in mest komt hoofdzakelijk uit eiwitten in het veevoer. Deze eiwitten worden gedeeltelijk benut door het dier, maar een groot deel wordt uitgescheiden in de urine als ureum. In de mestput komt deze urine in contact met feces, waar het enzym urease actief is. Dit enzym breekt ureum snel af tot ammonium (NH₄⁺), waarbij ook bicarbonaat en CO₂ ontstaan. Die ammoniumionen vormen vervolgens samen met hydroxide-ionen het evenwicht met ammoniakgas:
NH₄⁺ ⇌ NH₃ (gas) + H⁺
Hoe sneller en vollediger deze omzetting plaatsvindt, hoe meer TAN er beschikbaar komt. En hoe hoger de pH en temperatuur, hoe meer NH₃ vrijkomt uit TAN.
Waarom is TAN belangrijk voor stikstofbeleid?
In de praktijk is TAN een veel betere indicator voor potentiële ammoniakemissie dan de totale stikstofinhoud van mest. Slechts een deel van de stikstof is immers direct beschikbaar voor vervluchtiging; organisch gebonden stikstof moet eerst nog worden gemineraliseerd. TAN daarentegen is direct emissief potentieel.
Voor beleidsmakers betekent dit dat maatregelen die TAN reduceren, vrijwel altijd ook effectief zijn in het verlagen van de ammoniakemissie. Denk aan:
- Verdunning met water: verlaagt de TAN-concentratie per volume-eenheid;
- Aanzuren van mest: verlaagt de pH, waardoor het evenwicht richting ammonium verschuift;
- Snelle en diepe injectie in de bodem: beperkt de tijd en het oppervlak waarover ammoniak kan ontsnappen;
- Biologische omzetting of scheidingstechnologieën: kunnen TAN verwijderen of transformeren naar minder vluchtige vormen.
TAN in cijfers: variatie tussen mestsoorten
Het TAN-gehalte verschilt sterk per mestsoort, en zelfs binnen een type (zoals rundveemest) kan de variatie groot zijn, afhankelijk van voeding, management en opslagduur. Hieronder enkele typische waarden:
| Mestsoort | TAN (% van totale N) | TAN (g/kg mest) |
|---|---|---|
| Rundveemest | 30–60% | 1–3 g/kg |
| Varkensmest | 60–80% | 3–6 g/kg |
| Pluimveemest | 50–70% | 6–10 g/kg |
Vooral bij varkens en pluimvee is het TAN-gehalte hoog, wat betekent dat deze sectoren relatief veel ammoniak kunnen uitstoten per kilogram mest – tenzij er gerichte maatregelen worden genomen.
TAN-metingen en monitoring
In Nederland wordt TAN gemeten in laboratoria als onderdeel van mestanalyses. Toch is deze parameter in het beleid nog onderbelicht. Vaak worden generieke emissiefactoren gehanteerd zonder actuele informatie over het TAN-gehalte van specifieke mestpartijen. Dit kan leiden tot overschatting of onderschatting van emissies.
Een betere aanpak zou zijn om TAN systematisch te monitoren per sector en bedrijfstype, en dit te combineren met metingen van pH, temperatuur en elektrische geleidbaarheid (EC). Daarmee kan de NH₃-fractie van TAN berekend worden – en dus ook de werkelijke emissiekans.
TAN als stuurvariabele in emissiereductie
TAN biedt concrete aanknopingspunten om beleid te maken op basis van meetbare eigenschappen van mest. In plaats van generiek beleid gebaseerd op het aantal dieren of hectares, kan er gestuurd worden op TAN-reductie per eenheid mest of op de beheersing van de emissiekans van TAN. Dat maakt maatwerk mogelijk, stimuleert innovatie en leidt tot eerlijkere verdeling van lasten.
Bijvoorbeeld:
- Een melkveehouder die zijn mest aanzuurt tot pH 6 verlaagt de fractie van TAN die vervluchtigt als ammoniak (NH₃) met ruim 80%, doordat het evenwicht sterk verschuift naar de niet-vluchtige ammoniumvorm (NH₄⁺).
- Een varkenshouder die mest scheidt in een dikke en dunne fractie, kan TAN doelgericht uit de dunne fractie verwijderen of anders behandelen.
- Mestverwerking (zoals vergisting met stripping-scrubbing) kan TAN extraheren als ammoniumsulfaat – een waardevolle kunstmestvervanger die stikstof in circulatie houdt, zonder emissie naar de lucht.
Conclusie, wat moet je als boer weten?
TAN is een cruciale maar vaak over het hoofd geziene parameter in het stikstofdossier. Het vertegenwoordigt de stikstoffractie in mest die het meest direct bijdraagt aan ammoniakemissie. Door TAN centraal te stellen in beleid, monitoring en technische maatregelen, kunnen we veel gerichter en efficiënter sturen op emissiereductie. Daarmee biedt TAN niet alleen inzicht in het probleem, maar ook een praktische sleutel tot de oplossing.

Plaats een reactie