In de zoektocht naar een werkbaar stikstofbeleid schuiven steeds meer wetenschappers hun inzichten naar voren in de hoop het politieke debat te verrijken met inhoud. Twee recente bijdragen vallen op: de notitie van prof. dr. Joks Janssen, Professor of Practice aan Tilburg University, en die van ir. Wouter de Heij, ingenieur en onafhankelijk stikstofonderzoeker. Beiden schreven een position paper op verzoek van de ministeriële commissie Economie en Natuurherstel (MCEN). Hoewel er opvallende overeenkomsten zijn, verschillen de accenten fundamenteel. Tijd voor een nadere beschouwing.
Gemeenschappelijk vertrekpunt: het systeem hapert
Zowel Janssen als De Heij onderkennen dat het huidige stikstofbeleid vastgelopen is in juridisering, technocratie en bestuurlijke inertie. Janssen stelt dat het “juridisch korset” steeds strakker is aangetrokken als gevolg van bestuurlijk falen, en pleit voor “onomkeerbare stappen” richting stikstofreductie én natuurherstel. De Heij komt tot vergelijkbare conclusies, maar plaatst de oorzaak scherper: de modellen waarop het beleid rust (zoals Aerius) zijn onbetrouwbaar bij kleine emissies, en de juridische overwaardering van significante effecten remt praktische oplossingen af.
Beide auteurs vragen dus om koersverandering. Maar de weg die zij voorstellen verschilt in aard en richting.
De drie V’s van Janssen: Vermindering, Verbreding, Verandering
Janssen introduceert drie beleidsbouwstenen:
- Vermindering van stikstofuitstoot, in alle sectoren maar met nadruk op landbouw.
- Verbreding van de scope van natuurherstel (ook aandacht voor water, pesticiden, klimaat).
- Verandering van landgebruik, met overgangszones tussen natuur en landbouw.
Zijn denkkader is consistent en ruimtelijk georiënteerd: beleid moet breder, integraler en gebiedsgerichter. Een centrale rol is weggelegd voor herverkaveling 2.0, een moderniseringsslag waarbij landbouw en natuur niet langer als gescheiden werelden worden gezien, maar als verweven systemen in een multifunctioneel landschap.
Janssen’s visie sluit aan bij bestaande overheidsambities zoals het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de gedachte van ‘brede welvaart’. Maar juist daarin zit ook de zwakte: zijn aanpak blijft gevangen in institutionele kaders en gaat uit van langdurige transities, sturingscomplexiteit en bestuurlijke proceskracht — terwijl die juist ontbreken.
De scherpe lijnen van De Heij: Emissie is niet gelijk aan depositie
Wouter de Heij vertrekt vanuit een ander vertrekpunt. Hij stelt dat het stikstofprobleem in hoge mate een artefact is van modelonzekerheid en juridisch overrekenen. Zijn kernpunten zijn:
- Aerius rekent foutief met significante effecten van <1 mol/ha/jaar.
- Emissie is geen garantie voor nadelige effecten op Natura 2000-gebied.
- Een emissieondergrens (net als in Duitsland) is noodzakelijk.
- Metingen, niet modellen, moeten leidend zijn.
Waar Janssen zoekt naar integrale ruimtelijke transities, richt De Heij zich op de logische zuiverheid van beleid en de noodzaak tot juridische en rekenkundige correcties. Zijn betoog is een frontale aanval op de fundamenten van het Nederlandse stikstofbeleid: een kritiek op het geloof in modellen, op juridisch absolutisme en op de neiging om álle emissies als schadelijk te beschouwen, ook als er geen significante ecologische impact is.
Waar ontmoeten ze elkaar?
Opvallend is dat beide auteurs het belang erkennen van landbouw die “met de natuur meeboert”. De Heij introduceert hiervoor de term Natuurlijk Agrarisch Beheer (NAB), waarin boeren een natuurrol krijgen in bufferzones. Janssen spreekt over overgangszones met verweving van functies. Beiden erkennen: het zwart-witdenken tussen landbouw en natuur is contraproductief. Jongere boeren willen wel, mits er perspectief is en eigenaarschap.
Ook de roep om gebiedsgericht maatwerk is unaniem. Maar waar Janssen inzet op planmatige herverkaveling via de Omgevingswet, kiest De Heij voor een eenvoudiger, nuchterder benadering: boeren die vrijwillig willen extensiveren of emissies reduceren moeten daarvoor direct beloond worden — zonder bureaucratisch labyrint.
Wat botst er?
- Tijdshorizon: Janssen denkt in meerjarige herinrichtingen met juridische borging. De Heij wil acuut ingrijpen in het systeem: vandaag nog een rekenkundige ondergrens invoeren.
- Vertrouwen in modellen: Janssen gebruikt modellen als beleidskompas. De Heij vertrouwt ze niet (meer) en pleit voor meetnetwerken en plausibiliteitstoetsen.
- Natuurvisie: Janssen wil eerst de natuur robuuster maken, en dan versoepelen. De Heij stelt: maak nú al onderscheid tussen kwetsbare en robuuste natuur, en stem beleid daarop af; ga aan de slag.
- Juridische strategie: Janssen wil beleid ontwikkelen dat standhoudt bij de rechter. De Heij wil juist de juridische basis ter discussie stellen, zoals de toepassing van de Habitatrichtlijn in de Omgevingswet in Nederland.
Tot slot: complementair of conflict?
De bijdragen van Janssen en De Heij zijn deels complementair — beiden zoeken een uitweg uit het stikstofmoeras. Maar de ene kijkt door een bestuurlijke bril, de ander door een wetenschappelijk-kritische lens. De Heij’s notitie zou je kunnen zien als een noodzakelijke tegenstem: hij vraagt zich af of het hele stikstofkorset niet gebaseerd is op rekenfouten, verkeerd begrepen rechtspraak en politieke bangigheid.
Voor een commissie die zoekt naar beleidsdoorbraak is het cruciaal om beide stemmen serieus te nemen. Wie alleen op ruimtelijke processen en natuurvisies inzet, riskeert jaren vertraging. Wie alleen juridisch-technische correcties doorvoert zonder maatschappelijk draagvlak, riskeert legitimatieverlies.
Misschien is de echte doorbraak wel: durf beleid te maken dat zowel inhoudelijk correct als maatschappelijk eerlijk is. En durf — zoals beiden impliciet voorstellen — afscheid te nemen van oude dogma’s.
Lees verder

Plaats een reactie