Stikstofslot en groeidwang: een kritische beschouwing van het VVD-verkiezingsprogramma

In het VVD-verkiezingsprogramma 2025 lezen we een partij die zich wil profileren als de hoeder van economische groei, innovatie en boerenverstand. Tegelijk is het stikstofdossier voor de liberalen een lastig evenwichtskunstje geworden. Enerzijds willen ze boeren perspectief bieden, anderzijds moet ‘Nederland van het stikstofslot af’. Het resultaat is een verhaal dat op papier redelijk klinkt, maar in de praktijk niet goed spoort met de bestuurlijke, juridische en economische werkelijkheid.

In deze longread neem ik u mee door het stikstof- en landbouwhoofdstuk van de VVD. Wat stellen ze precies voor? Wat klopt er inhoudelijk? En waar wringt het?

Groei als leidmotief

De centrale gedachte van het verkiezingsprogramma is snel duidelijk: Nederland moet groeien, niet krimpen. De VVD schrijft:

“Dit is het moment om vol te kiezen voor groei. Het alternatief is een keuze voor verval. Voor afbraak. Voor een lege portemonnee. Nederland kan zich geen krimpende economie veroorloven.”

Het is begrijpelijk dat een liberale partij economische vooruitgang wil bevorderen. Maar in combinatie met het stikstofbeleid dat de VVD voorstelt, ontstaat een probleem: er is simpelweg niet genoeg ‘ruimte’ (in juridische zin) om zowel Schiphol, de industrie, de woningbouw, als de landbouw te laten groeien. Zeker niet onder het huidige stikstofstelsel.

Dat stikstofsysteem is, en dat erkent de VVD deels zelf, kapot. Toch blijft het verkiezingsprogramma steken in halve maatregelen. Zo wordt er wel gepleit voor sectorale emissieplafonds en een afschaf van de KDW (kritische depositiewaarden), maar blijft de onderliggende systematiek onaangetast.

Over boeren en bouwen: een valse tegenstelling

De VVD stelt dat:

“Boeren zitten al te lang in onzekerheid. Recent onderzoek toont aan dat de stikstofproblematiek tot tientallen miljarden euro’s aan economische schade leidt. We moeten daarom op korte termijn concrete resultaten boeken om te voorkomen dat de bouw van woningen en wegen langer stilligt en dat boeren in nog meer onzekerheid komen.”

Hier wordt een klassieke tegenstelling geschetst: boeren moeten ruimte maken zodat er gebouwd kan worden. Dat is niet alleen bestuurlijk onwenselijk, maar inhoudelijk ook een valse tegenstelling. Landbouw en bouw stoten verschillende stikstofverbindingen uit (ammoniak en NOx) en vragen dus om verschillende oplossingen.

Een verstandig stikstofbeleid zou sectoren van elkaar scheiden, niet tegen elkaar uitspelen. Emissiereductie moet plaatsvinden binnen sectoren, met duidelijke emissieplafonds per regio, niet op basis van concurrentie tussen sectoren. Door deze scheiding blijven veehouders, bouwers en industriëlen niet elkaars vijand in de vergunningsarena.

Een ‘nieuw’ systeem dat nog te veel lijkt op het oude

De VVD schrijft:

“We gaan zorgen voor concrete, generieke stikstofreductie door te sturen op emissies waarbij alle sectoren evenredig bijdragen.”

Dat klinkt verstandig. Maar de uitvoering blijft vaag. Hoe wordt die emissiereductie vastgesteld? Op basis van metingen of modellen? En wie garandeert dat de banken weer bereid zijn financiering te verstrekken als vergunningverlening nog altijd afhankelijk blijft van modelmatige depositieberekeningen in AERIUS?

In de praktijk is het stikstofsysteem juridisch en technisch stuk. De Raad van State, de Europese richtlijnen, en de manier waarop we depositie via modellen berekenen, botsen voortdurend met de realiteit van bedrijven. En hoewel de VVD dit probleem erkent, ontbreekt de moed om het écht bij de wortel aan te pakken: door emissies en depositie juridisch los te koppelen.

Zolang vergunningverlening gebaseerd blijft op berekende (en niet gemeten) depositie op kwetsbare natuur, blijft het systeem vastlopen. Daar helpt geen stikstofbank of innovatieregeling tegen.

Innovatie mag, maar het RAV zit in de weg

De VVD stelt:

“Er moeten weer vergunningen komen voor agrariërs om aan de slag te gaan met stikstofreducerende innovaties, waarvan het grote potentieel recent is aangetoond door onderzoek van de Wageningen Universiteit.”

Dat klopt, innovaties kunnen bijdragen aan emissiereductie. Maar het probleem is niet het gebrek aan technologie, het zit hem in de erkenningssystematiek via de RAV-lijst. Innovaties worden pas erkend als hun effect ‘geborgd’ is. Dat wil zeggen: juridisch afdwingbaar. Maar veel effectieve maatregelen — zoals voermaatregelen of uitrijtechnieken — zijn niet goed juridisch te borgen en worden daarom uitgesloten van vergunningverlening.

Zonder een herziening van de RAV-systematiek blijven innovatieve boeren in de wachtkamer zitten. Het verkiezingsprogramma blijft op dit punt steken in goede bedoelingen, zonder echt in te grijpen in het systeem dat de innovatie afremt.

Boeren als natuurbeheerder?

Een sympathiek onderdeel van het VVD-programma is het pleidooi voor:

“agrarisch natuurbeheer, nieuwe verdienmodellen, en het beter betrekken van boeren bij landschapsbeheer.”

Maar dit roept meteen de vraag op: wie betaalt dat? Verdienmodellen in het agrarisch natuurbeheer hebben in het verleden zelden geleid tot structureel inkomen. Boeren worden afhankelijk van subsidies en projectgelden die tijdelijk en onzeker zijn.

En belangrijker nog: de verantwoordelijkheid voor natuurkwaliteit ligt bij provincies en terreinbeherende organisaties (TBO’s) — niet bij de individuele boer. Dat onderscheid wordt in het VVD-programma onvoldoende gemaakt.

Als we écht willen dat boeren een rol spelen in natuurherstel, dan moeten ze daar op een structurele manier voor betaald worden. Niet met incidentele projectmiddelen, maar met beheervergoedingen, contracten en rechtszekerheid.

Emissieplafond per hectare of per dier? Liever niet.

Een ander opvallend voorstel in het VVD-programma:

“Landbouwbedrijven krijgen een reductiedoelstelling met afrekenbare normen per hectare of per dier.”

Dit is een fundamenteel verkeerde benadering. De emissie van een bedrijf is afhankelijk van tal van factoren: staltype, management, mestaanwending, rantsoen, weidegang, enzovoort. Door de norm op te leggen per hectare of dier, straffen we innovatieve, efficiënte bedrijven, terwijl bedrijven met lage productie-intensiteit worden bevoordeeld — ongeacht hun milieuprestatie.

Veel beter zou zijn om emissieplafonds per bedrijf of per regio te hanteren. Boeren krijgen dan ruimte om zelf te bepalen hoe ze aan het doel voldoen: via technologie, management, of extensivering. Dat is echte doelsturing. Een systeem dat ruimte geeft voor ondernemerschap, zonder in te boeten op milieukwaliteit.

Doelsturing in plaats van middelvoorschriften? Ja graag.

De VVD erkent dit deels:

“We gaan de handen ineenslaan met het bedrijfsleven om over te gaan op afrekenbare doelen en metingen op bedrijfsniveau. Doelen op het gebied van bodemvruchtbaarheid en waterkwaliteit worden het uitgangspunt van ons bemestingsbeleid.”

Dat is goed nieuws. Maar ook hier blijft de uitvoering achter. Doelsturing – via afspraken bij vergunningsverlening – vereist een infrastructuur van metingen, data, controle én vertrouwen. In de praktijk zitten we nog steeds vast aan middelvoorschriften: verplichte staltypes, uniforme uitrijregels, generieke bufferstroken.

Als de VVD écht wil sturen op doelen, dan moet ze ook de bijbehorende controle-infrastructuur financieren en ontwikkelen. Alleen dan kunnen we de overgang maken van een wantrouwenssysteem naar een systeem van vertrouwen en verantwoordelijkheid.

Dierwaardigheid versus emissiereductie

Een andere passage in het verkiezingsprogramma gaat over dierenwelzijn:

“We vragen van de sector een verbetering van de wijze waarop dieren worden gehouden. Vanzelfsprekend met een werkbaar tijdpad voor investeringen. Het convenant en de onafhankelijke Autoriteit Dierwaardige Veehouderij moeten hier een belangrijke rol bij spelen.”

Het klinkt nobel, maar hier wringt iets fundamenteels. Meer dierwaardigheid (denk aan meer ruimte per dier, strooisel, vrije uitloop) leidt vaak tot meer emissies, tenzij er fors wordt geïnvesteerd in compenserende maatregelen.

Zolang stikstofbeleid én dierenwelzijnsbeleid elkaar niet versterken maar juist tegenwerken, leidt dit tot frustratie en onuitvoerbare eisen. De VVD lijkt dit spanningsveld niet te willen benoemen. Toch is het essentieel om dat eerlijk te doen.

Misschien is het tijd voor een integrale Autoriteit voor emissiereductie én duurzaamheid, waarin dierenwelzijn, klimaat en stikstof samen worden gewogen, in plaats van aparte autoriteiten die langs elkaar heen opereren.

Geen nationaal park van Nederland maken

Ten slotte is er ook deze quote:

“We vergroenen onze leefomgeving, zonder er één groot nationaal park van te maken. Natuur en economie kunnen elkaar juist versterken.”

Mee eens. Maar in de praktijk lijkt Nederland precies dat te doen: nieuwe natuurgebieden aanwijzen zonder duidelijke ecologische of economische onderbouwing. Tegelijkertijd worden boeren en ondernemers met vergunningen in de knel gebracht omdat hun stikstofpluimpje mogelijk ergens op een Natura 2000-gebiedje neerslaat.

Zolang de natuurruimte blijft groeien zonder dat de stikstofruimte evenredig wordt herverdeeld, ontstaat wrijving. Natuurbeleid moet realistisch zijn, en ecologisch zinnig. En bovenal: goed afgestemd op het gebied en haar gebruikers.

Tot slot: wie neemt verantwoordelijkheid?

Het VVD-verkiezingsprogramma is een poging om ruimte te maken voor alle belangen: de boer, de bouwer, de burger, de industrie, de natuur. Die ambitie is lovenswaardig. Maar het blijft hangen in technocratische voorstellen die onvoldoende rekening houden met de juridische en economische realiteit van het stikstofdossier.

Er is behoefte aan een fundamenteel nieuwe benadering:

  • Niet meer sturen op modelmatige depositie,
  • maar op gemeten emissies en regionale plafonds.
  • Niet meer de individuele boer verantwoordelijk maken voor natuurkwaliteit,
  • maar het gebied als geheel — onder regie van een onafhankelijke regiseur.
  • En bovenal: vertrouwen in ondernemers, zolang ze aantoonbaar presteren.

Wie echt van het stikstofslot af wil, moet de moed hebben om dat slot open te breken. De VVD heeft de sleutel in handen, maar lijkt nog niet te durven draaien.

Plaats een reactie