- Dit artikel heeft een rekenachtergrond
- Geïnteresseerden wijs ik ook naar dit artikel uit 2024 op Foodlog
- Alle data staat ook in de twee rapporten die geschreven zijn over dit onderwerp.
In het huidige stikstofbeleid wordt nog altijd gerekend met de modeluitkomsten van AERIUS, dat op zijn beurt leunt op de verspreidingsmodellen OPS en de depositieschatting via DEPAC (Dry DEPosition of Atmospheric Compounds). Wie wat dieper in de materie duikt, stuit op een opmerkelijke discrepantie tussen model en meting — vooral in de directe omgeving van een veestal.
De cijfers volgens het model
Volgens de officiële RIVM-modellen – zie figuur hieronder uit recent RIVM Rapport – bedraagt de droge depositie van ammoniak (NH₃) bij een stal ongeveer:
- 1.000 mol/ha/jaar (ongeveer 14 kg NH₃-N) op 50 meter afstand,
- 20 mol/ha/jaar (≈ 0,3 kg) op 500 meter,
- en nog maar 1 mol/ha/jaar op 2.000 à 3.000 meter afstand.
Op basis van deze curve lijkt de meeste ammoniak al binnen een paar honderd meter ‘verdwenen’ uit de lucht. Maar verdwijnt die werkelijk, of verdwijnt ze vooral in de berekening?

De werkelijkheid volgens metingen
Nieuwe metingen van natte depositie — dus de hoeveelheid ammonium die via regen uit de lucht neerslaat — vertellen een ander verhaal. In regio’s met intensieve veehouderij blijkt de feitelijke natte depositie vaak tientallen kilo’s stikstof per hectare per jaar te bedragen. Zelfs op enkele honderden meters van een stal liggen de gemeten waarden veel hoger dan wat het model voorspelt.
Op 50 meter afstand zou de werkelijke totale depositie (droog + nat) eerder 40 tot 60 kg NH₃-N per hectare per jaarkunnen bedragen. Dat is drie tot vier keer zo hoog als de 14 kg die DEPAC via het model berekent. Zulke getallen sluiten beter aan bij de veldmetingen van o.a. Lô et al. (2025, Atmospheric Environment) en diverse meetprogramma’s in de Foodvalley-regio.
Waar zit de fout?
Het probleem lijkt te schuilen in DEPAC, de droge-depositiemodule die in vrijwel alle Europese verspreidingsmodellen is ingebouwd — ADMS, AERMOD, en OPS gebruiken dezelfde basis. DEPAC is ontworpen voor vrij vlak terrein en gemiddelde atmosferische omstandigheden. Maar boven een veestal heerst een heel ander microklimaat: warme, vochtige en vaak turbulente lucht met hoge ammoniakconcentraties vlak boven het dak.
Hierdoor:
- Is de droge depositiesnelheid lokaal veel hoger dan het model aanneemt.
- Wordt een deel van de ammoniak te snel “verdund” in het model, waardoor de lokale concentratie en dus de berekende depositie te laag uitvalt.
- Negeert DEPAC deels de interactie met vochtige oppervlakken (gras, muren, daken), die juist ammoniak efficiënt opnemen.
Wat dit betekent
Als de werkelijke deposities 3–5 keer hoger liggen binnen 100 meter, dan heeft dat belangrijke gevolgen:
- Het model onderschat lokale belasting op het eigen erf.
- Tegelijkertijd overschat het model de verre depositie tientallen kilometers verderop, omdat er in werkelijkheid minder ammoniak overblijft voor langeafstandstransport.
- De natuur op afstand krijgt dus waarschijnlijk minder, terwijl de omgeving van het erf meer krijgt.
Kortom: de modelverdeling klopt niet. En dat betekent dat het hele systeem van mol-per-hectare-toekenning via AERIUS wankel staat, omdat de ruimtelijke verdeling van emissie en depositie niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Tijd voor herijking
Het is daarom de hoogste tijd om DEPAC en de OPS-deposities te herzien, op basis van nieuwe meetgegevens. Dat vraagt om een veel fijnmaziger vergelijking tussen:
- werkelijke ammoniakconcentraties,
- lokale natte en droge depositie,
- en de modelcurves zoals die nu in AERIUS gebruikt worden.
Zonder zo’n kalibratie blijft het risico bestaan dat Nederland zijn beleid baseert op schijnnauwkeurigheid — en dat boeren, beleidsmakers én natuurbeheerders beslissingen nemen op basis van een model dat structureel verkeerde verhoudingen laat zien.
Conclusie:
De ammoniak verdwijnt niet; ze wordt verkeerd gemodelleerd. De echte vraag is niet hoeveel mol het model berekent, maar hoeveel kilo’s de natuur daadwerkelijk ontvangt — en daar lijkt het RIVM fors naast te zitten.

Plaats een reactie