In september 2025 publiceerde het RIVM de jaarlijkse update van de AERIUS Calculator — het officiële rekeninstrument voor stikstofdepositie binnen de Nederlandse vergunningverlening. Deze nieuwe versie (AERIUS 2025) bevat ingrijpende technische en inhoudelijke aanpassingen aan emissiefactoren, bronkarakteristieken, natuurdata en achtergronddepositie. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste punten, met verwijzingen naar relevante pagina’s uit het rapport.
1. Doel en impact van de update
Het RIVM werkt AERIUS jaarlijks bij “om accuraat en actueel te blijven” (p. 3, 9, 13). De update van 2025 heeft directe gevolgen voor lopende vergunningaanvragen: berekende deposities kunnen afwijken van die in AERIUS 2024, doordat nieuwe emissiefactoren, aangepaste rekenmodellen en geactualiseerde natuurdata worden toegepast. De achtergronddepositie daalt landelijk gemiddeld met ca. 70 mol N ha⁻¹ jr⁻¹ (≈ 5 %) (p. 33).
2. Wijzigingen in emissiefactoren en bronkarakteristieken
Wegverkeer
De emissiefactoren voor NOₓ, NO₂ en NH₃ zijn volledig herzien (p. 15–18):
- Nieuwe data van TNO 2025 R11310 en Emissieramingen Luchtverontreinigende stoffen 2025 (PBL & RIVM)zijn verwerkt.
- Gemiddeld zijn emissiefactoren 15–20 % gedaald, maar de trends verschillen per voertuigcategorie.
- Koelmotoren op vrachtwagens zijn toegevoegd; dit verhoogt tijdelijk de NOₓ-emissies (tot +15 % tot 2030).
- Vanaf 2035 leiden elektrificatie en Euro-7 tot sterke dalingen (tot −70 % voor zwaar verkeer).
- Nieuwe Euro-7-klassen zijn toegevoegd, oudere voertuigtypes verwijderd.
Zeescheepvaart
De NOₓ-emissiefactoren zijn gemiddeld 6 % hoger dan in 2024, met uitschieters van −20 tot +135 % (p. 18).
Oorzaken: nieuwe AIS-waarnemingen (2022), een aangepaste beleidsraming (Fit-for-55: 10 % reductie ipv 15 %) en verwijdering van walstroom-effecten uit de standaardfactoren.
Landbouw
Twee nieuwe konijnenstalsystemen (HK1.2 en HK2.2) zijn toegevoegd; één melkveesysteem (HA1.35) heeft een aangepaste emissiefactor (p. 19).
Mobiele werktuigen
Bronkarakteristieken (hoogte, warmte-inhoud, spreiding) worden nu bepaald per vermogensklasse in plaats van per sector (p. 20–21). Dit wijzigt de berekende depositiebijdrage aanzienlijk: tot +45 % voor kleine werktuigen (< 56 kW), −2 % voor > 560 kW.
Industrie, glastuinbouw en energie
De verticale spreiding van puntbronnen in OPS wordt nu expliciet meegenomen; standaardwaarden zijn hierop aangepast (p. 21).
3. Aanpassingen in rekenmodellen
De Calculator gebruikt de modellen OPS 5.3.1.0 en SRM2+ (p. 25). Belangrijke updates:
- OPS rekent nu ook met verticale spreiding van puntbronnen (voorheen niet).
- Nieuwe meteodata (2014-2023) en landgebruik (LGN 2023) zijn ingevoerd.
- De effectieve depositiesnelheid (Vᴅ) en depletiefactoren in SRM2+ zijn herzien (p. 26).
Het effect van deze modelupdates op berekende projectbijdragen bedraagt gemiddeld:
- NOᵧ + 3 % tot + 8 %
- NHₓ − 1 % tot − 7 %
(p. 26, Tabel 3). Variaties kunnen lokaal tussen −25 % en +20 % liggen.
4. Natuur- en habitatdata
De habitatkartering is voor 22 gebieden aangepast; de belangrijkste veranderingen:
- IJsselmeer −1079 ha (minder “kranswierwateren”),
- Zwarte Meer +606 ha (meer “krabbenscheer- en fonteinkruid-meren”) (p. 28–29).
Het aantal relevante hexagonen stijgt licht: 252.203 → 252.258 (+55).
Het aantal (naderend) overbelaste hexagonen daalt fors: 181.769 → 173.622 (−8.147 ha) (p. 30–31).
Nieuwe hersteldoel-hexagonen zijn toegevoegd voor o.a. Schoorlse Duinen (+223), Duinen Den Helder-Callantsoog (+54) en Langstraat (+51) (p. 32).
5. Achtergronddepositie en kalibratie
De nieuwe achtergronddepositiekaart (p. 33–34) is gebaseerd op:
- Emissiejaar 2023 (NL) en 2022 (buitenland);
- verbeterde OPS-versie, geactualiseerde meetreeksen en herziening van de kalibratie — inclusief de component ammoniak van zee (p. 3, 33).
Gemiddelde waarden:
- 2024: ≈ 1430 mol N ha⁻¹ jr⁻¹
- 2025: ≈ 1360 mol N ha⁻¹ jr⁻¹
Regionaal varieert het verschil tussen −150 en +150 mol ha⁻¹ jr⁻¹; lokaal groter.
6. Prognosekaarten AERIUS Monitor
Vanaf 2025 zijn alle prognoses (2025–2040) berekend op een resolutie van 16 ha (p. 35–37).
Het RIVM motiveert dit als een balans tussen detail en betrouwbaarheid: de landelijke emissieramingen zijn te onzeker voor 1 ha-niveau. Voor actuele (niet-prognose) kaarten blijft de resolutie 1 ha.
7. Belangrijke trends
| Thema | Gemiddeld effect 2025 t.o.v. 2024 | Bron |
|---|---|---|
| Achtergronddepositie | −70 mol ha⁻¹ jr⁻¹ (−5 %) | p. 33 |
| Overbelaste hexagonen | −8.147 (−4 %) | p. 30 |
| NOₓ emissies wegverkeer | −15 % tot −20 % (gem.) | p. 16 |
| NH₃ emissies wegverkeer | ≈ 0 % (−10 % na 2030) | p. 17 |
| Zeescheepvaart NOₓ | + 6 % (gem.) | p. 18 |
| OPS-model (NOᵧ) | + 3 – 8 % hogere depositie | p. 26 |
| OPS-model (NHₓ) | − 1 – 7 % lagere depositie | p. 26 |
8. Conclusie
De AERIUS-update 2025 vertegenwoordigt een substantiële technische herziening. De belangrijkste trends zijn een lichte daling in achtergronddepositie, lagere emissies uit verkeer, en meer realistische bronkarakteristieken voor mobiele werktuigen en puntbronnen. De verbeterde kalibratie — inclusief het effect van ammoniak uit zee — moet de aansluiting tussen model en metingen verbeteren.
Toch benadrukt het rapport (p. 13) dat resultaten per project kunnen verschillen en dat vergelijkingen met eerdere berekeningen voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd.
Referentie:
RIVM (2025). Actualisatie AERIUS Calculator 2025. RIVM-briefrapport 2025-0020. DOI 10.21945/RIVM-2025-0020.
Beschikbaar via: www.rivm.nl

Plaats een reactie