De kop is al gezet: door een hogere rekenkundige ondergrens (RKO) zouden veehouders “met miljoenen dieren” kunnen uitbreiden. Dat klinkt spectaculair, maar het is vooral een (slecht) denk-experiment dat losgezongen is van de werkelijkheid van rechtenstelsels, mestplafonds, NEC-plafonds, financiering en marktdruk. Hieronder zet ik, scherp maar zorgvuldig, uiteen waarom het NRC-verhaal rammelt – en wat er wél aan de hand is.
1) “Miljoenen dieren erbij” is een frame, niet een reële uitkomst
De Nederlandse veehouderij wordt al decennia begrensd door productierechten: varkensrechten, pluimveerechten en, voor melkvee, fosfaatrechten. Een veehouder mag niet meer dieren houden dan op zijn bedrijf rustende rechten. Bij overdracht wordt bovendien vaak afgeroomd: de totale “ruimte” neemt dan juist af, niet toe. Dat is geen mening, dat is het stelsel. (RVO.nl)
Wie de ontwikkeling van de veestapel volgt, ziet bovendien géén explosieve groei. Integendeel: varkens en kippen dalen al jaren, melkvee is de enige grote categorie die ruwweg stabiel tot licht dalend is, met in 2024 zelfs een lichte krimp van de melkveestapel en minder bedrijven. Ook het totaal aan runderen, varkens en pluimvee beweegt eerder omlaag dan omhoog. Dat zijn CBS- en PBL-feiten, geen sectorpraat. (clo.nl)
Kortom: zelfs als je in een spreadsheet “vergunningsvrije ruimte” optelt, bots je in de echte wereld frontaal op dierrechten en fosfaatrechten. Zeggen dat er dan “miljoenen dieren” bij kunnen, is een papieren simulatie die fundamentele juridische en marktbeperkingen negeert.
2) Wat de RKO wél is: een correctie op schijnprecisie, geen drempel om “meer uit te stoten”
De rekenkundige ondergrens is géén klassieke drempelwaarde die uitstoot toestaat. Het is een afrondingsafspraak om rekenuitkomsten niet te presenteren met een precisie die het model niet kan waarmaken. Dat heet schijnprecisie: een decimaalniveau suggereren dat niet verdedigbaar is gegeven onzekerheden in emissies, meteorologie en depositiespreiding.
Hoogleraar Arthur Petersen onderbouwt precies dat punt: rekenen met de huidige 0,005 mol/ha/j is te fijnmazig; afronden naar hele molwaarden (met een daarbij passende ondergrens, bijvoorbeeld 0,5 mol bij afronding naar 1) reduceert modelpretentie, het verlaagt de schijnzekerheid. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) reviewde dit en concludeerde dat het voorstel “redelijk tot goed is onderbouwd”. Dat is wetenschap: niet politiek “versoepelen”, maar passend afronden bij de werkelijke nauwkeurigheid. (University College London)
Dus: de RKO maakt niets “vergunningsvrij” in materiële zin; zij corrigeert de significantie waarop je een modeluitkomst toerekent aan één bron. Juridisch blijft het toetsingskader van de Habitatrichtlijn staan: de vraag is en blijft of een project significante effecten kan hebben. Een afrondingsregel verandert daaraan niets – het maakt alleen het rekeninstrument eerlijker ten opzichte van zijn onzekerheden.
3) Uitstootoptelsom versus bron-toerekening: twee verschillende vragen
Het NRC verwart twee logica’s:
- Beleidsmatig totaal: Nederland moet de totale stikstofbelasting omlaag brengen. Dat is waar.
- Projecttoets: kan ik een minieme modelbijdrage (een “zandkorrel”) met voldoende zekerheid toerekenen aan één bedrijf?
De RKO gaat uitsluitend over toerekeningsnauwkeurigheid bij het tweede punt. Als je minieme, modelmatig onzekere bijdragen tóch individueel toerekent, creëer je schijnnauwkeurigheid en verstik je de praktijk zonder dat de totalenatuurbelasting meetbaar verandert. GOED afronden is dus geen “versoepeling”, maar professioneel en wetenschappelijk rekenen.
En let op: de nationale NEC-plafonds voor ammoniak (NH₃) blijven gewoon gelden. Nederland voldoet aan de huidige NEC-doelen en heeft ook voor 2030 een reductiepad. Het is niet zo dat de RKO dat op magische wijze opheft. Macrodoelen blijven macrodoelen – los van hoe je micro-bijdragen afrondt. (Emissieregistratie)
4) De NRC-methode: één knop verschuiven, alle andere knoppen negeren
In het NRC-stuk wordt de uitbreidingsruimte berekend door bij elk bedrijf de emissie op te hogen “tot aan de rekengrens” en dan te tellen wat er “kan”. Dat levert grote aantallen op – als je doet alsof:
- dierrechten/fosfaatrechten niet bestaan of massaal worden opgehoogd;
- mestregelgeving en stikstofruimte (regionaal, juridisch) geen harde begrenzers zijn;
- financiering, sanering en markt geen rol spelen;
- NEC-plafonds niet bestaan of niet bindend zijn.
Maar al die knoppen bestaan en zijn bindend. Daarom zeggen ook het ministerie en het IPO dat een forse groei van de veestapel niet aannemelijk is. Juist bij overdrachten treedt afroming op – de “rekengrensruimte” komt dan niet eens vrij op sectorniveau. Je kunt de praktijk niet weg-modelleren. (Eerste Kamer)
5) Over die 13 kg NH₃ per GVE: praktijk laat lager zien
Het NRC illustreert met “een koe stoot 13 kilo uit”. Dat getal is contextafhankelijk (staltype, management, weidegang, mestkwaliteit, voersamenstelling, temperatuur, pH, TAN, enz.). Zowel praktijknetwerken als recent WUR-onderzoeklaten zien dat met voer- en mestmanagement de emissie per GVE substantieel lager kan uitpakken dan generieke kengetallen suggereren. Management doet ertoe. (mestverwaarding.nl)
Het beleid moet dus werkelijke reducties borgen via doelsturing (aanpak op emissie of depositie) en/of een geaccrediteerde stoffenbalans – niet via het vasthouden aan onhoudbare significantiecijfers in AERIUS. Wie overal 13 kg/GVE plakt, negeert de inmiddels goed beschreven variatie en reductiepotentie.
6) RKO ≠ vrijbrief: borging en flankerend beleid blijven nodig
De Habitatrichtlijn blijft leidend: geen significante verslechtering. Een hogere RKO bij afronding voorkomt dat je minieme, modelonzekere korrels aan één initiatief ophangt, maar het vervangt niet de noodzaak om:
- macro-reducties (NEC) te blijven realiseren,
- regionale hotspots gericht aan te pakken (maatregelen waar het nóg uitmaakt),
- borging op bedrijfsniveau te regelen (stoffenbalans, metingen, doelsturing),
- en natuurbeheer te verbeteren waar stikstof níet de beperkende factor is.
Dat is precies ook de strekking van Petersen’s oordeel: voer de RKO in, én regel flankerend beleid dat echte verslechtering voorkomt. Dat is consistent. (University College London)
7) De grootste denkfout: cumulatie gebruiken als schaamlap voor schijnnauwkeurigheid
“Maar cumulatie dan?” is het standaardrefrein. Natuurlijk moet je cumulatie van reële bijdragen beoordelen. Maar je kunt niet eerst onder de ruis contributions verzinnen met een overspecifiek model en die vervolgens optellen tot probleem. Cumuleren van onbetrouwbare korrels blijft onbetrouwbaar – garbage in, garbage out. De oplossing is niet “alles verbieden”, maar nauwkeurig én eerlijk modelleren en afronden.
Daarmee voorkom je ook dat het vergunningstelsel juridisch onhoudbaar wordt: rechters prikken steeds vaker door schijnexacte claims heen. Significante cijfers zijn geen detail; ze zijn de ethiek van rekenen in beleid.
8) Wat het NRC níet vertelt: Nederland zit al onder stevige koepels
Drie harde koorden om de sector heen:
- Dierrechten/fosfaatrechten: juridisch harde volumeklemmen. (RVO.nl)
- Mestregelgeving: nationale en Europese kaders begrenzen productie en afzet. (Dit raakt rechtstreeks aan fosfaat- en stikstofbalansen op bedrijfs- en regioniveau.)
- NEC-plafonds: nationale emissieplafonds voor o.a. ammoniak – waar Nederland in de huidige periode aan voldoet, inclusief aangescherpt 2030-doel. (Emissieregistratie)
Met die koepels is het beeld van “alle remmen los” niet alleen onwaarschijnlijk, het is feitelijk onjuist. De RKO verandert geen enkel plafond en geen enkel recht.
9) Over modelnauwkeurigheid: van SimCity naar volwassen risicobeheer
AERIUS/OPS is een waardevol instrument op regionale en nationale schaal. Maar pretenderen dat het op elk rasterpunt voor elk individueel project tot twee decimalen “waarheid” uitspuugt, is wetenschappelijk onhoudbaar. Wie dat tóch doet, creëert:
- rechts- en vergunningstechnische kramp (bij 0,00x mol gaat ineens geen stal, woning of weg meer door),
- sociaal-economische schade zonder aantoonbaar natuurvoordeel,
- verlies aan vertrouwen in overheid en wetenschap.
De volwassen route is: afronden naar het niveau dat de onzekerheidsmarges recht doet (RKO), en tegelijk doen waar de natuur echt wat aan heeft: bronmaatregelen die meetbaar schelen en natuurbeheer dat de beperkende factoradresseert (hydrologie, beheerregime, plaggen, begrazing, etc.). Dat gesprek blijft onderbelicht zodra alles wordt teruggebracht tot een modeldecimalen-oefening.
10) Feit en mening uit elkaar trekken
Laten we de kernpunten nog eens naast elkaar zetten:
- Feit: Dierrechten en fosfaatrechten begrenzen het aantal dieren. Bij overdracht treedt vaak afroming op. De veestapel is niet vrij om te verdubbelen. (RVO.nl)
- Feit: CBS-reeksen laten geen opmaat naar “miljoenen dieren erbij” zien; trendmatig daalt een groot deel van de veestapel, melkvee is hooguit stabiel tot licht dalend. (clo.nl)
- Feit: De RKO is een afrondingsregel tegen schijnprecisie, niet een drempel die uitstoot “legaliseert”. (University College London)
- Feit: NEC-plafonds en overige koepels blijven gelden; macroreductie moet, los van micro-afronding. (Emissieregistratie)
- Feit: Praktijkdata laten zien dat emissies per GVE lager kunnen uitvallen dan generieke 13 kg, mits management en mestkwaliteit op orde zijn. (mestverwaarding.nl)
Wat resteert, is mening: of je op basis van een spreadsheet-scenario angstbeelden wil schetsen of dat je de juridische en technische realiteit laat meewegen. Journalistiek mag scherp zijn, maar moet zorgvuldig blijven in het onderscheiden van hypothetische modelruimte en feitelijke beleidsruimte.
11) Wat is dan wél verstandig beleid?
Drie sporen die elkaar versterken:
- Maak de rekenpraktijk eerlijker
Voer de RKO in als afrondingsregel die past bij de modelonzekerheid. Daarmee voorkom je schijn-nauwkeurigheid en juridisch gezichtsverlies. Houd de projecttoets in stand, maar zonder decimals die het model niet kan waarmaken. (University College London) - Borg echte reductie slim
Zet in op regionale emissiereducties (emissie) en/of een geaccrediteerde stoffenbalans, zodat reducties meetbaar en herleidbaar zijn. Beloon managementmaatregelen (voer, mest, pH/TAN, huisvesting) die in de praktijk per GVEaantoonbaar schelen. (mestverwaarding.nl) - Houd de koepels strak, maar zinnig
Respecteer NEC-plafonds en rechtenstelsels; herijk waar nodig voor effectiviteit (meer reductie per euro) in plaats van symboolpolitiek. Richt beleid dáár waar de marginale natuurwinst het grootst is (hotspots, beheer, hydrologie). (Emissieregistratie)
12) Slot: de publieke zaak is niet geholpen met bangmakerij
Het NRC-artikel presenteert een wiskundig “wat als” als beleidsrealiteit. Het negeert dat Nederland al in een meervoudig korset van plafonds en rechten zit, en dat de RKO geen uitstoot-vrijbrief is maar een wetenschappelijke hygiëne-maatregel tegen schijnprecisie. Het stuk suggereert een groeiscenario dat langs alle echte knoppen heen kijkt – en voedt daarmee een debat dat al te lang is gegijzeld door modeldecimalen in plaats van daadwerkelijke natuurwinst.
De keuze waar het nu om draait, is niet of we nóg fijnmaziger gaan rekenen, maar of we eerlijker gaan rekenen én slimmer gaan reduceren. Met RKO als rekenhygiëne, stoffenbalans als borging, en gerichte maatregelenwaar ze het meest opleveren – voor natuur, voor rechtszekerheid en voor een toekomstbestendige landbouw.
Dat is geen “gerommel in de marge”. Dat is volwassen beleid.
Bronnen (selectie): RVO – productierechten (varkens, pluimvee, fosfaat); CBS en PBL over veestapel en NEC; UCL/Petersen expertoordeel + PBL-review over RKO; WUR/Netwerk Praktijkbedrijven over emissies per GVE; IPO/ministeriële toelichtingen op rechten en afroming. (RVO.nl)

Plaats een reactie