Naar een gedeelde stikstofaanpak: waar wetenschap en ingenieurs elkaar raken en er dus consensus is.

Na jaren van verhitte discussies over stikstof begint zich langzaam een (politiek) midden te vormen.
Wie goed leest — zowel het NRC-interview met hoogleraren Wim de Vries en Jan Willem Erisman (24 oktober 2025) als de nota van ir. Wouter de Heij aan de Commissie Schoof (maart 2025) — ziet dat de kloof tussen academische en technologische benadering kleiner is dan gedacht.

Alle drie de deskundigen erkennen dat het huidige stikstofbeleid is vastgelopen, dat de natuur beter beschermd moet worden, én dat het juridisch-technische systeem te complex en te duur is geworden.

In dit artikel leggen we de gemeenschappelijke lijnen bloot — de contouren van een realistische oplossing die politiek breed draagvlak kan krijgen.

1. Scheid NOx en NH₃ – twee stoffen, twee werkelijkheden

Zowel Erisman en De Vries als De Heij bepleiten een duidelijk onderscheid tussen stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH₃).
De bronnen, chemie en verspreiding van deze stoffen verschillen fundamenteel.
NOx komt voornamelijk uit verkeer en industrie en daalt de laatste twintig jaar al gestaag.
Ammoniak komt vooral uit landbouw en is veel lokaler in werking.

Beide kampen erkennen dat beleid alleen werkt als die verschillen ook bestuurlijk worden vertaald.
Een scheiding van emissie-regimes, zoals België dat doet, maakt het systeem transparanter:
industrie en verkeer krijgen hun eigen reductiepad,
de landbouw haar eigen route met meetbare doelen en ruimte voor innovatie.

2. Slim en lokaal emissies reduceren

De hoogleraren spreken over „sterke reductie in tien jaar”, De Heij over „slimme lokale reductie met meetbare effecten”.
De ambitie is vergelijkbaar: binnen een decennium een merkbare daling van ammoniakuitstoot realiseren.
Niet door eenmalige saneringsgolven, maar via bedrijfsspecifieke maatregelen: emissiearme mestaanwending, voeroptimalisatie, betere opslag, lokale kringlopen en bodemverbetering.

Het sleutelwoord bij alle drie is slim — technologie, management en regionaal maatwerk in plaats van generiek beleid.

3. Minder afhankelijk van AERIUS

Zowel de hoogleraren als De Heij zijn kritisch over de dominantie van het AERIUS-model in vergunningverlening.
Erisman en De Vries wijzen erop dat juridisch vertrouwen niet hersteld wordt als vergunningen telkens sneuvelen op rekenfouten.
De Heij gaat verder door te stellen dat AERIUS wetenschappelijk te onnauwkeurig is op projectniveau.

Maar de onderliggende boodschap is dezelfde:
AERIUS mag een hulpmiddel zijn, geen heiligdom.
De toekomst ligt in monitoring, metingen en eenvoudiger vergunningverlening.
Minder simulatie, meer verificatie.

4. Ruimte door afstand – bufferzones en logica

Opvallend is dat alle drie de experts afstand als rationeel instrument erkennen.
Niet om boeren te pesten, maar om beleid begrijpelijk te maken.
Erisman en De Vries noemen de noodzaak van „ruimte voor natuur en landbouw” en impliciet bufferzones.
De Heij werkt het verder uit als onderdeel van een ruimtelijk plan: Natuurlijk Agrarisch Beheer rond kwetsbare gebieden,
waar extensieve landbouw en beheer hand in hand gaan.

Bufferzones geven lucht aan beide kanten:
minder depositie op natuur, minder juridische druk op boeren.

5. Bouw is niet het probleem

Alle drie stellen expliciet of impliciet dat de bouwsector geen remmende factor meer zou moeten zijn.
Met slechts 0,2 tot 0,5% van de totale NOx-emissie is de bijdrage marginaal.
Beleid dat woningbouw of infrastructuur blokkeert op basis van zulke kleine bijdragen is economisch en maatschappelijk onzinnig.

Een gescheiden systeem — landbouw apart van de rest — zou dit direct kunnen oplossen,
zoals De Vries en Erisman voorstellen en De Heij al eerder berekende.

6. Gedwongen uitkoop is duur en contraproductief

Erisman en De Vries spreken in NRC voorzichtig over „ingrijpend beleid” maar erkennen dat compensatie essentieel is, anders sneuvelt het beleid juridisch.
De Heij noemt gedwongen uitkoop ronduit „onbetaalbaar en moreel onhoudbaar”.

Hier raken ze elkaar opnieuw:
beiden waarschuwen voor kostenexplosie en maatschappelijke weerstand.
Vrijwilligheid, innovatie en beloning van reductie zijn effectiever dan generieke sanering.

7. Generiek beleid werkt niet

Ook over de onwerkzaamheid van landelijke generieke maatregelen bestaat opvallend veel overeenstemming.
De Vries en Erisman merken op dat elk gebied anders is, met eigen grondsoort, hydrologie en landbouwstructuur.
De Heij benadrukt hetzelfde maar met ingenieursblik: generiek beleid levert slechts papieren reducties op.

Beide kampen waarschuwen voor het pad dat partijen als GroenLinks-PvdA en Volt voorstaan:
hoog ambitieniveau, maar zonder realistische uitvoering.
Het risico is niet alleen disproportionaliteit, maar ook verlies aan maatschappelijk draagvlak.

8. Een gedeeld perspectief voor het politieke midden

Wanneer de ideologische mist optrekt, verschijnt een opmerkelijke gedeelde kern:

  • scheid beleid voor NOx en NH₃;
  • meet en verifieer emissies lokaal;
  • stimuleer innovatie i.p.v. juridische kramp;
  • creëer bufferzones met natuur-inclusieve landbouw;
  • erken dat de bouw niet de vijand is;
  • maak beleid effectief, betaalbaar en rechtvaardig.

Dat is geen radicaal linkse of rechtse koers, maar een technocratisch-praktische middenroute —
de enige die de impasse werkelijk kan doorbreken.

Slot: een nieuw realisme

Erisman en De Vries benadrukken morele urgentie; De Heij legt de nadruk op wetenschappelijke integriteit en bestuurlijke logica.
Maar onder die verschillen ligt een gedeeld verlangen naar effectief en eerlijk beleid.
Een beleid dat de natuur herstelt, boeren perspectief biedt en de economie weer laat bewegen.

Als de politiek voorbij de karikaturen durft te kijken, ligt de oplossing binnen handbereik:
van juridisch wantrouwen naar gemeten vertrouwen —
de enige echte weg uit het stikstofslot.

Plaats een reactie