Een duurzame landbouw (visie) in voor een concept Regeerakkoord (D66, CDA, GLPvdA en VVD): mooie woorden, weinig werkelijkheid.


Document en eerste punt-voor-punt feedback staan onderaan dit artikel.

De duurzaamheidsnetwerken van vier politieke middenpartijen — D66, GroenLinks-PvdA, CDA en Liberaal Groen — hebben onlangs een gezamenlijke handreiking gepresenteerd onder de titel Duurzame landbouw in het Regeerakkoord. Het is een opvallend document, omdat deze partijen op landbouw en natuur vaak uiteenlopende accenten leggen, maar hier toch een poging hebben gedaan om tot een gedeeld toekomstbeeld te komen. Op het eerste gezicht oogt de handreiking sympathiek. De toon is constructief, de intenties zijn oprecht, en de onderlinge verschillen lijken tijdelijk geparkeerd om een gezamenlijk signaal van voortgang en vernieuwing af te geven.

Wie echter iets beter kijkt, ziet een andere werkelijkheid. Duurzame landbouw in het Regeerakkoord is geen beleidsstuk maar een wensbeeld. De handreiking bevat tal van goede bedoelingen, maar vrijwel geen antwoorden op de cruciale vragen die er in de landbouwtransitie werkelijk toe doen: hoe moet deze omslag worden uitgevoerd, wie neemt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering, welke middelen zijn ervoor nodig, en welke kosten horen bij deze keuzes? Over al deze vragen blijft het document stil. Daardoor blijft het hangen in abstracties die vriendelijk klinken, maar in de praktijk weinig richting bieden.

Het begint al bij het ontbreken van een heldere begroting. Vrijwel alle ambities in het document — van ecosysteemdiensten betalen tot pachtstelsels hervormen, van grondbeleid tot opkoop, van innovatiesubsidies tot biologische stimulering — vereisen substantiële financiële dekking voor minimaal tien tot vijftien jaar. Landbouwtransities zijn immers kapitaalintensief, zowel voor bedrijven als voor overheid. Toch wordt nergens zelfs een grove orde-van-grootte genoemd. Het lijkt alsof de schrijvers zich bewust hebben onthouden van iedere financiële implicatie, waardoor de handreiking niet alleen onvolledig is, maar ook politiek vrijblijvend. Dat is opmerkelijk voor een dossier waarin budgetten en verdienmodellen allesbepalend zijn.

Daarnaast ontbreekt uitvoeringskracht. De afgelopen jaren hebben laten zien dat gebiedsprocessen, ruimtelijke plannen, opkoopregelingen en natuurherstelprojecten pas werken als de overheid stevig stuurt, keuzes maakt en een realistisch tijdpad hanteert. De handreiking erkent weliswaar dat “regie van het Rijk” nodig is, maar blijft steken in algemeenheden over gebiedsprocessen en meervoudig ruimtegebruik, zonder één concreet instrument te noemen waarmee de overheid daadwerkelijk doorbraken kan forceren. Het mechanisme van uitvoering — het hart van ieder beleidsvoorstel — blijft volledig buiten beeld.

Een ander structureel probleem is de interne tegenstrijdigheid van het gepresenteerde toekomstbeeld. De handreiking wil tegelijk inzetten op agro-ecologie en high-tech; op extensivering en innovatie; op minder inputgebruik en wel hogere opbrengsten; op schaalvergroting en juist meer grondgebondenheid. Het resultaat is een verzameling ambities die moeilijk naast elkaar kunnen bestaan zonder duidelijke keuzes aan de voorkant. Een nationaal landbouwbeleid kan niet tegelijk drie verschillende richtingen inslaan. De partijen kiezen echter niet, en laten die last impliciet bij de boer, de provincie of de keten neerleggen. Daarmee ontstaat juist de bestuurlijke drukdoenerij waar Nederland al jaren in vastzit.

Bovendien blijft de handreiking steken in een overkoepelend optimisme dat onvoldoende wordt getoetst aan de weerbarstige praktijk. De Nederlandse landbouw is mondiaal geïntegreerd, werkt met strakke marges en moet concurreren met landen die andere kostenstructuren, andere grondprijzen en andere regelgeving kennen. Veel voorstellen in het document zouden, als ze onverkort worden doorgevoerd, niet leiden tot verduurzaming maar tot verplaatsing van productie naar het buitenland. Carbon leakage en food leakage zijn reële risico’s in elk landbouwdossier, maar spelen geen enkele rol in de tekst. Daarmee ontstaat een moreel wensbeeld dat onvoldoende economisch is ingekaderd.

Ook ontbreekt een diepere analyse van de relatie tussen maatregelen en daadwerkelijke milieuwinst. Het document gaat ervan uit dat circulair, grondgebonden, regionaal en chemiearm per definitie duurzamer zijn. In werkelijkheid zijn deze verbanden veel complexer. Kunstmest vervangen door dierlijke mest kan bij bepaalde gewassen de emissies juist verhogen. Biologische teelt vraagt meer grond om dezelfde opbrengst te leveren. Regionale kringlopen klinken aantrekkelijk, maar logistiek is het vaak minder duurzaam dan nationale of internationale ketens. Het document hanteert dus een normatief duurzaamheidsbegrip zonder onderliggende empirische bewijsvoering. Voor een dossier dat zo zwaar leunt op wetenschap en modellering is dat een zwakke basis.

Tegelijkertijd is er een ondertoon aanwezig die doet vermoeden dat de landelijke politiek vooral hoopt dat “de sector” het zelf wel zal oplossen: intensievere samenwerking, meer kennisdeling, betere advisering, andere mindset, nieuwe verdienmodellen. Maar zonder harde keuzes aan de kant van de overheid blijft dit leeg. De afgelopen vijftien jaar zijn juist gekenmerkt door beleidsvertragingen, inconsistenties en gebrek aan richting. Een realistisch regeerakkoord vraagt om concrete instrumenten, niet om vrome oproepen aan boeren om zich opnieuw uit te vinden zonder zekerheid, perspectief of financiële rugdekking.

Dat maakt Duurzame landbouw in het Regeerakkoord uiteindelijk tot een vriendelijk maar onvolledig document. De intentie om partijen bij elkaar te brengen is sympathiek — en misschien zelfs noodzakelijk in een gepolariseerd debat. Maar een daadwerkelijke landbouwaanpak voor de komende tien jaar vraagt iets anders: politieke keuzes, budgettaire helderheid, uitvoeringskracht, juridische robuustheid en wetenschappelijke onderbouwing. Juist die onderdelen ontbreken.

Of het document een rol kan spelen in de formatie of een nieuw regeerakkoord, hangt daarom vooral af van de vraag of partijen bereid zijn het op te schalen van idealen naar realiteit. Dat betekent keuzes die soms pijn doen, financiële middelen die structureel zijn en een uitvoeringsstrategie die meer behelst dan gebiedsprocessen en mooie woorden. Pas dan kan duurzame landbouw werkelijk onderdeel worden van de oplossing — in plaats van een verzameling goede bedoelingen op papier.

Plaats een reactie