Arthur Petersen raakte onverwacht in het centrum van het stikstofdebat toen hij, op verzoek van het ministerie, een wetenschappelijk oordeel gaf over de zogenoemde rekenkundige ondergrens. Zijn kernpunt is technisch, maar verstrekkend: onder een bepaalde drempel is stikstofdepositie met de huidige meet- en rekenmethoden simpelweg niet betrouwbaar toe te schrijven aan een specifieke bron. Volgens Petersen ligt die grens rond 1 mol stikstof per hectare per jaar, terwijl Nederland nu rekent met een vrijwel nulgrens (0,005 mol).
Petersen benadrukt in het interview dat dit geen politieke keuze is, maar een consequentie van de stand van de wetenschap. Onder die grens doen modellen alsof ze zekerheid bieden die er feitelijk niet is. Activiteiten met een lagere bijdrage zouden daarom vergunningsvrij moeten zijn, juist om schijnzekerheid te vermijden.
Tegelijk waarschuwt hij expliciet voor misbruik van zijn analyse. De rekenkundige ondergrens is geen “doorbraak” die het stikstofprobleem oplost. Integendeel: als de handrem eraf gaat, moet de overheid elders extra maatregelen nemen om natuurachteruitgang te voorkomen. Petersen positioneert zich daarmee nadrukkelijk als wetenschapper: niet voorschrijvend wat politiek wenselijk is, maar begrenzend wat wetenschappelijk verdedigbaar is.

Plaats een reactie