Wanneer “landbouw” méér betekent dan landbouw: over bron-toerekening, kwel en het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, en het 2017 debat.

Wie het mest- en waterdossier al langer volgt, kent het ritme. Rond elk Actieprogramma Nitraatrichtlijn laait dezelfde discussie op: hoeveel van het stikstof- en fosforprobleem in ons water komt nu écht door landbouwpraktijk, en hoeveel door factoren waar boeren nauwelijks of geen directe invloed op hebben? In 2017 speelde dit al rond het 6e Actieprogramma. In 2025, terwijl het 8e Actieprogramma richting 2026–2029 moest landen, kwam het onderwerp opnieuw terug — maar nu nog scherper, mede omdat de onderhandelingen en afstemming de afgelopen maanden zichtbaar stroever zijn verlopen. (internetconsultatie.nl)

Een getal dat het debat stuurt: “60 miljoen kilo stikstof uit landbouw”

Op 18 november 2025 verscheen via het Compendium voor de Leefomgeving een boodschap die gemakkelijk “blijft hangen” in politiek en media: ongeveer 60 miljoen kilogram stikstof in het oppervlaktewater zou “afkomstig zijn uit de landbouw”, goed voor “ruim de helft” van de totale stikstofbelasting. (Melkvee.nl)

Dat klinkt als een heldere conclusie, maar er zit een cruciale nuance achter: de post “landbouw” is in deze bron-toerekening geen puur synoniem voor “mest en bemesting”. Volgens Stichting Agrifacts (en bevestigd in reactie van PBL, zoals door Agrifacts weergegeven) worden onder “landbouw” ook posten meegeteld zoals natuurlijke kweluitloging van van nature aanwezige nutriëntenuitspoeling van eerder geïnfiltreerd oppervlaktewater, en uitspoeling van stikstofdepositie. (stichtingagrifacts.nl)

Dat is niet alleen een technische keuze. Het is een keuze die bepaalt hoe “groot” de landbouwopgave lijkt.

Terug naar 2017: dezelfde vraag, dezelfde spanning

Op 11 mei 2017 verzorgde het PBL in de Tweede Kamer een technische briefing ter voorbereiding op het debat over het 6e Actieprogramma. (tweedekamer.nl) In dat gesprek stelde SGP-woordvoerder Elbert Dijkgraaf precies de vraag die nu weer terug is: waarom is gekozen voor een bredere set waarin extra bronnen aan landbouw worden toegerekend, in plaats van een smallere set die dichter bij “directe mestbijdragen” blijft?

In de samenvatting zoals Agrifacts die nu weer onder de aandacht brengt, is de kern van het PBL-argument uit 2017: als je natuurlijke bijdragen (zoals kwel) niet “meeneemt” in de opgave, dan zou je impliciet normen moeten verruimen of de opgave veel zwaarder bij andere sectoren (zoals rioolwaterzuivering) moeten leggen. PBL koos er destijds voor die verruiming niet als uitgangspunt te nemen, en de extra “restopgave” vooral bij landbouw te plaatsen — mede met het argument van “draagkracht”. (stichtingagrifacts.nl)

Dat is belangrijk: hiermee wordt bronanalyse niet alleen een meetkundige exercitie, maar ook een instrument in norm- en verdelingspolitiek.

Kwel: “natuurlijk” of het gevolg van inrichting?

Een van de meest beladen termen in dit debat is kwel: opwellend grondwater dat nutriënten kan meevoeren (stikstof en vooral soms fosfor) vanuit diepere lagen. PBL wees in 2017 al op de dubbelzinnigheid: kwel is een fysisch proces, maar de mate waarin kwel problematisch wordt hangt samen met ontwatering, waterpeilen en inrichting. Met andere woorden: “natuurlijk” is hier geen zwart-wit label, maar een grijs gebied tussen geologie en menselijke waterhuishouding. (stichtingagrifacts.nl)

Dat maakt het beleidsmatig lastig. Als iets deels systeem-eigenschap is (bodem, hydrologie), en deels beheerkeuze (peilen, drainage), wie “krijgt” het dan op zijn bord?

Het vergeten frame: inlaatwater telt niet mee als bron

Een tweede heikel punt is inlaatwater: nutriënten die via aangevoerd water Nederland binnenkomen (bijvoorbeeld via grenswateren). In de PBL-duiding (zoals door Agrifacts geciteerd) wordt inlaatwater niet meegenomen omdat het “geen emissiebron” is, en omdat men “alleen naar binnenlandse bronnen” kijkt. (stichtingagrifacts.nl)

Die redenering is intern consistent, maar ze heeft een effect: je krijgt een nationale verdeling van “schuld/bron-aandeel” die los kan raken van het water dat lokaal daadwerkelijk door een gebied stroomt. Voor regionale bestuurders en boeren in gebieden met veel inlaat kan dat voelen als rekenen met één oog dicht.

Wat zeggen de bredere cijfers over stikstof in oppervlaktewater?

Los van de bron-toerekening is het relevant om het totale plaatje te blijven zien. CBS beschrijft dat de totale belasting van het oppervlaktewater met stikstofverbindingen in de periode 1990–2023 is gedaald (van circa 160 naar 114 miljoen kg N), maar dat 2023 een uitschieter was door uitzonderlijk veel neerslag, met meer uit- en afspoeling. (Centraal Bureau voor de Statistiek) Dat soort jaren laat precies zien waarom “landbouw” als categorie zo gevoelig is: veel routes lopen via land (landbouw én natuur), maar worden sterk gestuurd door weer, hydrologie en bodems.

Daarnaast publiceert de Emissieregistratie nationale overzichten van belasting naar oppervlaktewater (o.a. N-totaal en P-totaal), wat nuttig is om totalen en trendjaren te vergelijken. (emissieregistratie.nl)

Figuur 1 – Bronnen analyse volgens CBS …. (bron: CBS).
Figuur 2 – …. Bronnen analyse volgens WUR. (Bron: Agrifacts).

Waarom dit in 2025/2026 extra politiek wordt: het 8e Actieprogramma

Het 7e Actieprogramma eindigt op 31 december 2025 en het 8e programma moest per 1 januari 2026 richting geven. In de praktijk is het dossier omstreden, met stevige kritiek vanuit verschillende hoeken (waterschappen, sectorpartijen) én signalen van uitstel/vertraging en onzekerheid. (LTO)

En precies in zo’n fase wordt een ogenschijnlijk simpel percentage (“ruim de helft komt door landbouw”, een frame dat dus niet klopt!) een beleidshefboom. Want het beïnvloedt:

  • hoe streng generieke maatregelen worden (bufferstroken, gebruiksnormen, NV-gebieden),
  • hoe het gesprek met Brussel gevoerd wordt,
  • en hoe de publieke beeldvorming zich vastzet.

De kernvraag voor een eerlijker debat: toon twee rekenwerelden naast elkaar

De meest constructieve uitweg is eigenlijk dezelfde als Dijkgraaf in 2017 al suggereerde: laat beide varianten expliciet zien.

  1. Direct beïnvloedbare landbouwbijdrage: uit- en afspoeling gerelateerd aan bemesting, erfafspoeling, glastuinbouw/slotbeheer — kortom: posten waar beleid en praktijk direct op kunnen sturen.
  2. Gebiedsgebonden achtergrond + landbouwpraktijk samen: inclusief kwel, natuurlijke uitloging, (her)infiltratieprocessen en depositie-uitspoeling, met een duidelijke uitleg waarom je die in een “landbouwpost” stopt.

Niet om elkaar gelijk te geven, maar om transparant te maken waar de normatieve keuze zit: wil je normen verruimen waar natuurlijke bronnen dominant zijn, of leg je die extra opgave bij een sector omdat die bestuurlijk “draagkrachtiger” wordt geacht? Dat is politiek. Prima — maar zeg het er dan bij.

Waarom dit voor stikstofinfo.net relevant is

Stikstofinfo.net draait (ook) om het blootleggen van de grens tussen natuurwetenschappelijke duiding en bestuurlijke keuzes die als wetenschap worden gepresenteerd. De discussie over nitraat en oppervlaktewater is daar een schoolvoorbeeld van: dezelfde meetwereld kan, afhankelijk van definities, leiden tot een totaal andere “daderkaart”.

Als het 8e Actieprogramma een kans wil maken — richting Brussel én richting draagvlak — dan is één ding cruciaal: radicale helderheid over definities. Niet alleen “wat is het aandeel landbouw?”, maar vooral: wat bedoelen we met landbouw in die tabel? (stichtingagrifacts.nl)

Dat is geen semantiek. Dat is de basis voor eerlijk beleid.

Screenshot

Plaats een reactie

2 reacties

  1. Het is lastig dat alles maar “stikstof” genoemd wordt. Gewone mensen raken ervan in de war. Het is dus goed om te weten dat de ons omringende lucht voor 78% uit “stikstofmoleculen” bestaat. Een zeer sterk molecuul, bestaande uit 2 stikstofmoleculen die middels een driedubbele verbinding aan elkaar vastzitten. Dit gas is een enorm inert gas. Het gaat geen verbindingen aan met andere elementen. Slechts door “extreme omstandigheden” kunnen stikstofmoleculen gesplitst worden in losse atomen. Dat gebeurt door bijvoorbeeld enorme verhitting (verbranding door straal of otto- verbrandingsmotoren), door bliksem of middels industriële processen.
    Dus de stikstofmoleculen in de ons omringende lucht kunnen geen verbinding maken met zuurstof, waterstof ammoniak of, via tussenkomst, met fosfor.

    Stikstofmoleculen die 78% van de ons omringende lucht uitmaken, gaan geen verbinding aan met andere natuurlijke elementen. Dus waar geen stikstofverbranding door motoren of industrie plaats heeft gevonden bestaat ook geen ongewenste stikstofverbinding door veehouderijen. Het zijn de stikstofoxyden die de verbinding aangaan met andere elementen.

    Helaas begrijpt het merendeel van politici dit niet, waardoor men een vals beeld heeft van de oorzaak.

    Like

    1. Abusievelijk schreef ik hierboven dat het stikstofmolecuul uit 2 stikstofmoleculen bestaat. Dat moet zijn 2 stikstofatomen.

      Like