Het dossier is zonet online gezet op “Toezending expertoordeel Arthur Petersen en peer reviews”, hier alvast een eerste samenvatting:
Inleiding
In het Nederlandse stikstofbeleid is de rekenkundige ondergrens voor stikstofdepositie een heet hangijzer geworden. Dit concept speelt een cruciale rol bij vergunningverlening voor projecten die stikstof uitstoten in de nabijheid van kwetsbare Natura 2000-gebieden. Het expertoordeel van prof. dr. Arthur Petersen, ondersteund door diverse peer reviews en een beoordeling door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), vormt de kern van de discussie over het vaststellen van deze ondergrens. Dit artikel vat de kernpunten uit de rapporten en beoordelingen samen, en schetst het wetenschappelijke, juridische en beleidsmatige speelveld.
Wat is de Rekenkundige Ondergrens?
De rekenkundige ondergrens is het niveau van stikstofdepositie waaronder modelberekeningen te onzeker worden om betrouwbare conclusies te trekken over de impact van een project op de natuur. Petersen stelt dat er bij berekende deposities onder 1 mol stikstof per hectare per jaar sprake is van schijnzekerheid: het model is dan niet meer in staat om een betrouwbare uitspraak te doen over de werkelijke bijdrage van een bron.
Wetenschappelijke Grondslag
Petersen baseert zijn standpunt op het feit dat AERIUS, het gebruikte rekenmodel, voor kleine deposities niet betrouwbaar is. Onder de drempel van 1 mol/ha/jaar kan de berekende depositie niet meer worden onderscheiden van nul, omdat de onzekerheden in het model en in metingen te groot zijn. Hij introduceert daarom het begrip ‘detectielimiet’ als synoniem voor de rekenkundige ondergrens.
Diverse peer reviewers bevestigen dat er wetenschappelijke grond is voor het hanteren van een ondergrens. Willem Asman, expert op het gebied van atmosferische depositiemodellen, stelt dat OPS, het kernmodel van AERIUS, geen absolute ondergrens kent, maar dat de onzekerheden bij lage deposities toenemen. Hij erkent de wens van beleidsmakers voor een rekenkundige ondergrens, maar wijst erop dat het vaststellen daarvan uiteindelijk een politieke keuze is.
Juridische Context
Het juridische kader voor stikstofdepositie wordt gevormd door de Habitatrichtlijn. Artikel 6.3 vereist dat plannen en projecten slechts worden goedgekeurd als zij de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet aantasten. Volgens Petersen kan er bij deposities onder 1 mol/ha/jaar geen causaal verband worden aangetoond tussen een specifieke bron en een effect op de natuur. De rekenkundige ondergrens voorkomt dat projecten onterecht worden tegengehouden op basis van rekenkundige schijnzekerheden.
De ViA15-uitspraak van de Raad van State onderstreept dat toestemmingverlening voor projecten losstaat van de vraag of de overheid de totale stikstofdepositie effectief beheerst. Dit onderscheid is cruciaal in het betoog van Petersen: individuele initiatiefnemers mogen niet verantwoordelijk worden gehouden voor niet-toerekenbare bijdragen onder de detectielimiet.
Ecologische Kritiek
Ecologen, zoals Reinoud Kleijberg, plaatsen kanttekeningen bij het hanteren van een rekenkundige ondergrens zonder ecologische onderbouwing. Ook kleine deposities kunnen, afhankelijk van de situatie in een gebied, bijdragen aan verslechtering van habitats. Kleijberg wijst erop dat de Leidraad Bepaling Significantie van het Steunpunt Natura 2000 stelt dat de beoordeling altijd maatwerk vereist.
PBL-review: Noodzaak tot Duidelijke Terminologie
Het PBL onderschrijft de redenering van Petersen grotendeels, maar adviseert om de term ‘rekenkundige ondergrens’ te vervangen door ‘detectiegrens’ of ‘toerekeningsgrens’. Deze terminologie maakt duidelijker dat het niet gaat om een grens aan de nauwkeurigheid van het rekenmodel, maar om het punt waarop een berekende depositie nog kan worden toegerekend aan een bron.
Daarnaast wijst het PBL op de plicht van de lidstaat om de cumulatieve effecten van activiteiten onder de ondergrens te monitoren en te beheersen, conform artikel 6.2 van de Habitatrichtlijn.
Beleidsmatige Afweging
Het vaststellen van een rekenkundige ondergrens is uiteindelijk een beleidskeuze, waarbij wetenschappelijke onzekerheden, juridische kaders en ecologische risico’s moeten worden gewogen. Petersen betoogt dat een ondergrens van 1 mol/ha/jaar wetenschappelijk verdedigbaar is, maar dat er binnen een bandbreedte van 1 tot 35 mol/ha/jaar ruimte is voor politieke afwegingen. Het RIVM benadrukt dat het vaststellen van zo’n grens uiteindelijk een beleidsmatige keuze is, waarbij wetenschap slechts een adviserende rol heeft.
Conclusie
De discussie over de rekenkundige ondergrens raakt aan de kern van het stikstofdossier: hoe gaan we om met wetenschappelijke onzekerheden in vergunningverlening? Petersen en het PBL pleiten voor het hanteren van een ondergrens van 1 mol/ha/jaar om schijnzekerheid te vermijden. Tegelijkertijd blijft de plicht van de overheid bestaan om de totale stikstofbelasting terug te dringen en cumulatieve effecten te monitoren. De uiteindelijke keuze voor een specifieke ondergrens is aan de politiek, maar dient gebaseerd te zijn op een helder onderscheid tussen wetenschappelijke detectielimieten en beleidsmatige drempelwaarden.

Plaats een reactie