Zure gronden: wat we al wisten in 1931. Oude kennis is nog steeds relevant anno 2025

Wie denkt dat bodemverzuring pas sinds de stikstofdiscussie een thema is, vergist zich. Al bijna een eeuw geleden waarschuwden Duitse bosbouwers voor de gevolgen van een te zure bosbodem. In de Deutsche Forst-Zeitung van 9 januari 1931 werd verslag gedaan van een studiereis in het Brunswijksche bosdistrict Wenzen. Daar zag men iets wat men toen nog zonder meetapparatuur kon vaststellen: een bodem die ziek werd van zijn eigen strooisel.

“Daar waar zich een dikke laag onverteerd naaldenstrooisel afzette, ontstond zure humus (pH kleiner dan 3 à 4). De bestaansmogelijkheid van nitrificerende bodembacteriën begint eerst bij een pH van minstens 3 à 4.”

Met die enkele zin vatte men in 1931 al samen wat wij nu ‘bodemverzuring’ noemen. In moderne termen: organische zuren uit naaldstrooisel verlagen de pH, waardoor micro-organismen die stikstof omzetten (nitrificatie) hun werk niet meer kunnen doen. Het gevolg is uitspoeling van mineralen, een bleke zandlaag (‘bleekzand’) en soms zelfs de vorming van een ijzerharde oerbank — een ondoorlaatbare laag die de wortelgroei letterlijk stopt.

De bodem als levend systeem

De observaties uit 1931 zijn opmerkelijk precies. Men noteerde dat beuken- en fijnsparrenwortels niet wilden groeien in het uitgeloogde bleekzand, terwijl lariks dat wél kon. Daarom, zo schreef men, “heeft het onderplanten met beuk van naaldhoutbossen die zure humusvorming vertonen, weinig nut.” De beuk is immers “een humusvormer, geen humusomzetter.”

Die laatste zin is een parel van inzicht. Een beuk brengt wel organisch materiaal in, maar draagt niet bij aan de afbraak en omzetting ervan. In hedendaagse termen: beukenstrooisel bevat weinig stikstof, veel lignine en verzuurt de bodem verder, terwijl soorten met rijker blad of wortelactiviteit juist humus helpen mineraliseren.

Vandaag zouden we zeggen: de samenstelling van het strooisel bepaalt het tempo van de kringloop — een kernidee in de huidige bodemecologie, maar in 1931 al feilloos waargenomen door boswachters met een spade en hun neus.

De kringloop hapert bij verzuring

Wat in de 20e eeuw begon als lokaal bosbouwprobleem is uitgegroeid tot een landsdekkend milieuthema. Zure gronden ontstaan niet alleen door naaldhout en humusaccumulatie, maar ook door stikstofdepositie uit de lucht. Zwavelverbindingen (zure regen) en in mindere maten Ammoniak (NH₃) en stikstofoxiden (NOₓ) zorgen in de bodem tot verdere verzuring en dragen zo bij aan de verlaging van de pH.

Het gevolg is bekend: calcium, magnesium en kalium spoelen uit, aluminiumionen komen vrij, en gevoelige plantensoorten verdwijnen. Dezelfde processen die men in 1931 nog als ‘natuurlijke uitloging’ zag, worden nu wellicht versneld door menselijke stikstofemissies en gebrek aan afvoer van stikstofverbindingen.

Leren van oude bosbouwers

Wat kunnen we van die oude kennis leren? Allereerst dat verzuring geen modern verschijnsel is, maar een versterkt natuurlijk proces. Ten tweede dat het herstel van bodemleven en kruimelstructuur belangrijker is dan het alleen blind verhogen van pH met kalk (pH corrigeren hoort wel in de top drie van beheermaatregelen!). En ten derde dat soortenkeuze en strooiselkwaliteit bepalend zijn voor duurzaam bodemherstel.

De Duitse bosbouwers zagen dat lariks beter gedijde op zure zandgronden dan beuk of fijnspar. Vandaag trekken ecologen daaruit dezelfde conclusie: menging van soorten, variatie in strooisel en voldoende beluchting voorkomen de ophoping van ‘zure humus’.

Wat zij intuïtief ‘humusrot’ noemden, herkennen wij nu als een verstoorde microbiële kringloop. En waar zij spraken over “bleekzand en oerbank”, zien wij het eindstadium van een ontregelde bodemchemie.

Van bos naar landbouwbodem

De inzichten van toen gelden nog altijd, ook buiten het bos. In landbouwgronden met langdurige eenzijdige bemesting of sterke ammoniakemissie treedt een vergelijkbaar proces op: verzuring, verlies van bodemleven en dalende opbrengst. Ook daar geldt dat diversiteit – in gewassen, wortelafscheidingen en organische stof – het beste middel tegen verzuring is.

Zure gronden zijn dus niet alleen een historisch of bosbouwkundig probleem, maar een blijvende herinnering dat bodem en leven één geheel vormen. De ingenieurs van 1931 wisten dat al. Wij zouden het opnieuw ter harte moeten nemen.

Bron: Referaten uit de Deutsche Forst-Zeitung, 9 januari 1931, opgenomen in Groen Kennisnet (1931 – Heide zuur referaten).

Plaats een reactie

2 reacties

  1. buttery2ea0a54afb Avatar
    buttery2ea0a54afb

    Beste Wouter,

    Inderdaad de bossen in het Noord Oosten van Duitsland leden al in het begin van de 20e eeuw onder verzuring.
    Dat kwam niet alleen door verkeerde boomsoorten (fijnsparren met zure naalden die moeilijk verteren op schale gronden, maar ook door intensieve industrialisering in de regio Hannover (Nedersaksen). Er werd voor de industrie “pyriet”en “ligniet” houdende kolen gebruikt. De bedrijvigheid zorgde voor veel stoomtreinverkeer voor bevoorrading van de grote staalfabieken in de 19e en 20e eeuw.
    De hele omgeving werd vergeven van de zwavel in die periode. De grond verzuurde en was niet instaat de toch al moeizame nodige biologische processen in stand te houden. Bestrooien is de enige manier om het proces weer op gang te krijgen. Lariks is een goede boomsoort, en interessant voor bosbouw.

    met vriendelijke groet,
    Markus Haneveld

    Geliked door 1 persoon

    1. Dank! En hoe kijk je dan aan tegen de huidige ammoniak depositie die “teveel is”? Zelf denk ik dat we de bodem eerst moeten resetten. Gr Wouter

      https://www.foodlog.nl/artikel/nederlandse-natuur-schreeuwt-om-bodemreanimatie

      Like